1. Pieter Jan Renier, dichter en kostschoolhouder (1795-1859)
Hij is vooral bekend als fabeldichter en vertaler van de fabels van Jean de La Fontaine. Hij schreef ook een dertigtal toneelstukken. In letterkundige wedstrijden werd hij herhaaldelijk gelauwerd.
Voor Deerlijk is hij vooral van belang als stichter van een kostschool, die grote bekendheid genoot. Een gedenkplaat aan een huis op het Dammeke herinnert er nog aan. Hugo Verriest was er rond 1850 leerling en Peter Benoit kwam als jonge musicus dikwijls de prijsuitdelingen opluisteren.
Tien jaar na zijn dood werd aan de kerk een praalgraf opgericht en onthuld door Hendrik Conscience, toen arrondissementscommissaris van Kortrijk.
Pieter Jan Renier was een veelzijdig, fijnbesnaard en sociaal man en een knap en vooruitstrevend opvoeder.
2. Hugo Verriest, de “Paster van te lande” (1840-1922)
Hugo Verriest werd geboren op 25 november 1840 in de Hoogstraat. Bij de Verriestfeesten van 1927 werd een gedenkplaat, ontworpen door Leon Hervein, in de gevel aangebracht. Schuin tegenover zijn geboortehuis staat sedert 1951 zijn borstbeeld, een werk van Karel Laloo (Brugge 1883-1957).
De bakermat van de familie Verriest ligt in Sint-Lodewijk. Vader Petrus Johannes werd op 17 februari 1796 geboren in de toenmalige Trompestraat, op 7 februari 1941 omgedoopt tot Verrieststraat. Op 13 september 1936 werd op initiatief van Leon Defraeye aan het geboortehuis een gedenkplaat onthuld. Op 8 oktober 2005 werd de gehavende plaat vervangen door een nieuwe.
Na zijn priesterwijding in 1864 werd hij benoemd tot leraar aan het Sint-Lodewijkscollege te Brugge. In 1867 verhuisde hij naar het Klein Seminarie van Roeselare, waar hij het werk van zijn leraar Guido Gezelle voortzette. Hij werd er de geestelijke leider van de Blauwvoeterij, de door Albrecht Rodenbach gestichte contestatiebeweging van de katholieke en Vlaamsgezinde studerende jeugd.
In 1878 werd hij tot principaal benoemd van het college van Ieper.
Uiteindelijk werd hij achtereenvolgens pastoor van Wakken (1888) en Ingooigem (1895), waar hij in 1913 luisterrijk gevierd werd en op hoge leeftijd overleed (1922).
In 1926 werd tegen de kerkgevel zijn praalgraf onthuld, gebeeldhouwd door Karel Lateur, de broer van Stijn Streuvels.
Verriest was redacteur van het studententijdschrift “De Vlaamsche Vlagge” (1877-1880) en van het weekblad “De Nieuwe Tijd” (1896-1901). Hij was lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en doctor honoris causa van de universiteit van Leuven.
Hij schreef romantisch-impressionistische gedichten (nooit gebundeld), biografieën over personen die hij goed gekend had zoals Guido Gezelle, Stijn Streuvels en Albrecht Rodenbach (Twintig Vlaamsche Koppen, 1901), verhalen en schetsen (Regenboog uit andere kleuren, 1901 en Op wandel, 1903) en talrijke artikels en verhandelingen over kunst en cultuurproblemen in diverse tijdschriften.
Verriest genoot vooral bekendheid als innemend spreker (Voordrachten,1904) en om zijn voorname rol in de ontwikkeling van de Vlaamse Beweging.
3. René De Clercq, dichter en Vlaams voorvechter (1877-1932)
Hij werd op 4 november 1877 geboren in de herberg “Het Damberd” in de Leegstraat, die in 1941 herdoopt werd tot René De Clercqstraat.
De Clercq promoveerde in 1902 tot doctor in de Germaanse filologie te Gent met een proefschrift over Gezelle. Hij was achtereenvolgens leraar te Nijvel, Oostende en Gent. Hij werd in het begin van de Eerste Wereldoorlog leraar aan de Belgische School te Amsterdam en redacteur van De Vlaamsche Stem, het dagblad voor de Vlaamse bannelingen in Nederland.
Vanaf november 1918 leefde hij in ballingschap in Nederland tot aan zijn overlijden op 12 juni 1932 in Maartensdijk. Als activist werd hij door het Belgische gerecht in 1920 bij verstek ter dood veroordeeld.
Zijn stoffelijke resten en zijn grafmonument werden in 1982 van Nederland naar Deerlijk overgebracht. Het expressionistische grafmonument, een werk van Jozef Cantré (Gent 1890-1957), werd terug opgesteld aan de zuidkant van de Sint-Columbakerk.
Aan het rustoord werd in 1970 een borstbeeld opgericht, een werk van Antoon Van Parys (Deinze 1884-Gentbrugge 1968).
De Clercq debuteerde in het spoor van Gezelle met volkse, levenslustige en sterk ritmische gedichten op het land-, huis- en ambachtsleven (Gedichten).
Met Toortsen sympathiseert hij met het socialisme en schrijft hij heftige gedichten vol sociale verontwaardiging. In deze periode zijn ook zijn twee romans Het Rootland en Harmen Riels te situeren.
De smart om de dood van zijn geliefde vrouw resulteerde in Uit de diepten.
Bij het uitbreken van de oorlog viel hij in De Zware Kroon heftig tegen de Duitsers uit en betuigde hij zijn aanhankelijkheid aan België en de koning.
In De Noodhoorn echter keerde hij zich tegen hen om de achteruitstelling van Vlaanderen en zette zijn volk aan tot strijd naar een vrije toekomst. In deze forse, opstandige strijdliederen, die herinneren aan de Geuzenliederen, bereikte hij het hoogtepunt van zijn kunst.
René De Clercq was een dichter, die om politieke en ideologische redenen nog steeds fel wordt ondergewaardeerd. Voor de consequente verdediging van zijn Vlaamse volk heeft hij alles over gehad, zelfs zijn eigen geluk.
Voor meer informatie surf naar http://www.rene-de-clercq.be