Achterstraat (Centrum): als je op een wegenkaart kijkt dan zie je dat de Achterstraat – ter hoogte van de Beverenstraat – in het verlengde ligt van de Pikkelstraat. Tot vóór de aanleg van de Beverenstraat omstreeks 1870 was dat één straat: de Peckelstraete/Pikkelstraete. Tot in de jaren 1950 bleef het afgesneden stuk tussen de Beverenstraat en de grens met Beveren-Leie de naam Pikkelstraat behouden. Via de Pikkelstraat kan je naar Beveren-Leie ofwel via de Paanderstraat, ofwel de Achterstraat. Eenmaal tegen de grens met Beveren kan je kiezen: ofwel verder naar Beveren, ofwel via het Kleinharelbekepad naar Harelbeke.
Met de aanleg van de rechtstreekse verbinding naar Beveren-Leie, de Beverenstraat, werd het stuk Pikkelstraat tussen de Beverenstraat en de Harelbekestraat in feite overbodig. Daarom kreeg ze de bijnaam Achterstraat, een vergeten straat, die enkel nog diende voor de landbouw en bijgevolg niet meer het nodige onderhoud kreeg. Immers, op vandaag verdwijnt het asfalt bij de grens met Beveren en gaat daar over op een aardeweg, het Kleinharelbekepad, die uitkomt in de Harelbekestraat recht tegenover de Olmenlaan. De Harelbekestraat, vanaf het kruispunt “De Barakke”, ligt er pas sedert eind 1847.
We kunnen besluiten dat de Pikkelstraat ooit begon aan de Paanderstraat en liep tot aan de Kortrijkse heerweg. De Harelbekestraat dateert pas van ca. 1854.
Achterstraat betekent volgens de “van Dale”: straat in een achterbuurt of straat achter een hoofdstraat. Onze Achterstraat voldoet aan beide. Met de aanleg van de Harelbekestraat is het een vergeten straat (achterbuurt) geworden en ze ligt achter de Harelbekestraat.
Een andere uitleg is: het Waregemse leenheerschap ’t Achterstraete. Deze heerlijkheid had geen foncier (deel gebruikt door de eigenaar) maar was een vliegende heerlijkheid. De heer/eigenaar bezat dus enkel de inkomsten van de rentegronden en in dit geval ook de tienden. De tienden waren de belastingen op de opbrengst van de oogst of 10%: bv. opbrengst 10.000 kg, belastingen 10.000 x 10% = 1.000 kg.
De rentegronden in Waregem lagen in de omgeving van de Waregemse Achterstraat (Nieuwenhove) tegen de grens met Deerlijk. Lagen er misschien in Deerlijk ook rentegronden van ’t Achterstraete? En heeft men omstreeks 1870, bij de aanleg van de Beverenstraat, de afsplitsing van de Pikkelstraat zo genoemd, verwijzende naar deze vroegere heerlijkheid?
Amerlinckweg (Molenhoek): een doodlopend straatje gelegen aan de Desselgemknokstraat. Sedert 1962 heet dat weggetje: Amerlinckweg. Ze hadden het toen beter Rietje Amerlinckstraat genoemd, verwijzend naar één bepaald persoon.
Henri (roepnaam Rietje) Amerlinck (Olsene 1850-Deerlijk 1941) trouwde te Desselgem in 1879 met de 30-jaar oudere Waregemse Francisca Verbeke (Waregem 1820-Deerlijk 1907). Pas in 1902 kwamen ze naar Deerlijk wonen, eerst in de Evangelieboomstraat, daarna definitief in de Desselgemknokstraat. Merk op: de huidige Amerlinckweg was toen een deel van de Desselgemknokstraat.
Rietje was een volksfiguur. Hij verdiende de kost met in de tuinen van de burgerij en op het veld te gaan werken. Zijn woning of liever zijn krotwoning was zo schamel dat hij en zijn vrouw, als het regende, met een paraplu boven hun beddebak moesten slapen. Hij was de vriend van iedereen en alle cafés in de omtrek kende hij, zowel in Deerlijk als in Desselgem en in Nieuwenhove. Op huwelijken was hij de dj (diskjockey) avant la lettre. Hij zong alle singeltjes zelf gaande van poten en kloten tot In ’t Gaverke (lijflied van het gelijknamige café in Nieuwenhove). Eenmaal op volle toeren was hij vlug over zijn toeren en zo bracht men hem met een kortewagen (kruiwagen) naar huis om er hem aan de voordeur uit te kieperen.
Rietje zelf had geen familie maar zijn vrouw wel. Zij had een zus Ida (Waregem 1837-Deerlijk 1907) die getrouwd was met Charles Tack. Een van hun kinderen was Emiel Tack, die met Alodie Vandeginste huwde. Dit koppel woonde in de Olekenbosstraat, nu nummer 17. Nakomelingen van Emiel zijn o.a. Emiel (Mielke) Tack van de Belgiek en zijn broer Jozef (Sef) Tack uit de Veldstraat. Met Belgiek kermis kwam Rietje bij zijn neef dreupels drinken en vond ’s avonds dan meestal de weg niet meer naar huis op de Molenhoek. Immers, eens de zakken vol bij zijn neef, dan moest hij nog het karakter hebben om niet in verleiding te komen tijdens het naar huis gaan om het Kruiske, In de Breestraat (veel later ’t Kelderke Gods bij de familie Vandevelde of Goories), Den Blieker, Den Osse, enkele cafés in de Waregemstraat en In den Congo (Desselgemstraat) links te laten liggen.
Omstreeks 1930 werd Rietje opgenomen in het Oudemannenhuis.
Andrieslaan (Sint-Lodewijk): verwijst naar de heer Adriaen Andries uit Kortrijk die de opdracht gaf op de wijk, die we nu Sint-Lodewijk noemen, een kapel te bouwen.
Op 30 september 1666 werd er een kapel opgericht op de plaets ghenaempt den pladijshoek up het uiterste van Derlick. Op alle zondagen, beginnende van 1 november tot Pasen, op alle Onze-Lieve-Vrouwedagen van het jaar, op Sint-Annadag en Sint-Rochusdag werd er een mis gelezen ter intentie van de Kortrijkse familie Adriaen Andries. De kapel, meestal Capelle de/te Keyselbergh(en) genaamd, werd gewijd tot den dienst van de onbevlekte ontfanghenisse van H. moeder Godts Maria.
Op 12 mei 1804 promoveerde dit oratorium (niet-officieel bedehuis) tot proosdij. De proost werd voorgedragen door het Kapittel van Sint-Salvator van Harelbeke.
Op 22 oktober 1855 kreeg de Pladijshoek het statuut van een onafhankelijke parochie. Tussen 1666 en grofweg 1800 werd de kleine kapel regelmatig vergroot. Vanaf 1832 zag men in dat een voortdurende uitbreiding van de kapel geen zin had. Men koos voor een totaal nieuw gebouw. Het zou duren tot eind de jaren 1860 eer de nieuwbouw er zou komen. Op 23 september 1869 werd de nieuwe kerk ingewijd.
Tot aan de oprichting van de parochie in 1855 gebeurden alle “ernstige” zaken (dopen, huwelijken, begrafenissen, enz.) in de hoofdparochie van Deerlijk, Sint-Columba.
Eenmaal een zelfstandige parochie, greep alles hier plaats dus ook de begrafenissen. Er was wel een probleem: er was een kerk maar geen kerkhof! Na elke begrafenis trok men in stoet naar het kerkhof rond de Sint-Columbakerk. In grote hitte of ijzige koude, over ijzel en door de sneeuw, door de wind en de regen, over slijkerige wegen en in het natte seizoen door de overstroomde Slijpbeek en vervolgens door de overstroomde Gaverbeek dokkerde men met de lijkkist over de verzopen zand- of grintwegen.
De Slijpbeek heeft haar naam te danken aan de watermolen op die beek op grondgebied Zwevegem bijna tegen de grens met Deerlijk. Die watermolen dreef o.a. een slijpsteen/slijpmachine aan.
Baljuwstraat (Molenhoek): ligt in de verkaveling “Eigen Erf en Huis”, gerealiseerd in 1990. Deze weg situeert zich pal op het perceelnummer 1746 van het Deerlijkse Landboek van 1747. Dit perceel behoorde toe aan D’heer Ampe bailliu van lovendeghem. Een baljuw was in de feodale tijd een ambtenaar die in opdracht van zijn heer belast was met de openbare orde en de rechtspraak in zijn gebied. Hij kon de overtreders voor de Vierschaere (Rechtbank) trekken. Na het vonnis van de rechters was hij het die de gerechtelijke boete voor rekening van zijn graaf incasseerde. Hij controleerde ook de correcte uitvoering van de vonnissen.
Beekstraat (Centrum): afkomstig van beek, grote gracht, grote sloot. De straat ligt er sinds eind jaren 1950. De naam verwijst vermoedelijk naar de Alfortbeek die enkele tientallen meters ten noorden van deze straat loopt.
Beverenstraat (Centrum): straat naar Beveren-Leie, aangelegd ca. 1870. Daarvoor reed men via de Vrijputstraat, die toen “Maeleweg” heette naar Beveren-Leie. De weg was een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit: 1,5 m breed en 710 m lang. De straat werd beschreven als: sentier des Moulins à Pikkelstraet. Met de molens wordt bedoeld de molens aan “De Droogte” (zie Droogtestraat en Harelbekestraat).
Het tracé was in 1846: Beverenstraat-wegeltje links naar de Blauwvoetstraat-Achterstraat.
Biesbeke (Centrum, Beverenstraat 18-22): naam voor de privéweg op de voormalige bedrijfssite Verstraete-Verbauwede. In 1995 deed de Heemkring Dorp en Toren het voorstel om aan een nieuwe zijstraat van de De Cassinastraat de naam Poekelaan te geven. Immers, alle percelen die palen aan en doorsneden worden door de Poekelaan ressorteerden tot aan de Franse aanhechting in 1795 onder de heerlijkheid of baronie van Poeke (thans deelgemeente van Aalter). De heerlijkheid Poeke moet ontstaan zijn in de 10de-11de eeuw, de periode waarin grote heren en machthebbers de vroegere Karolingische domeinen onder elkaar verdeelden en door onderlinge afspraken een feodaal stelsel op poten zetten.
De baronie van Poeke bezat vele leengronden. Voor onze streken was Beveren bij Haerelbeke de “hoofdzetel”. Daar bevond zich de Vierschaar (Rechtbank) voor de delen van de heerlijkheid Poeke te Beveren-Leie, Harelbeke, Deerlijk en Waregem.
In Deerlijk bezat de baronie twee lenen: het leen genaamd Biesbeke en het leen genaamd ’t Hulsche of thuelschen (vandaar eveneens sinds 1995 de naam Heulselaan in de nabijheid van de Poekelaan).
Het leen Biesbeke was zelf een heerlijkheid geworden en had in Deerlijk een foncier (deel dat de heer zelf gebruikte), rentegronden en twee achterlenen. Deze lagen voornamelijk verspreid ten noorden van de as Hoogstraat-Kortrijkse heerweg en tussen de Olmenlaan-Achterstraat-Tulpenlaan.
Het foncier bestond uit vijf partijen, waarvan één rechts van de huidige Beverenstraat (richting Beveren-Leie) lag. Op deze grond bevond zich de bedrijfssite Verstraete-Verbauwede. De Heemkring stelde voor om de nieuwe woonontwikkeling Biesbeke te noemen.
Een ander toponiem dat op heden nog altijd verwijst naar het vroegere leen Biesbeke is de Biesgrachtbeek op de grens tussen Deerlijk en Beveren-Leie.
Bilkenstraat (Molenhoek): werd lang geleden ook Ossenstraat, Lustinnestraat, Smalle Straet of Jezuïetenstraat genoemd.
In de “Atlas der Buurtwegen” van 1846 heette ze de Smalle Straet. De Smalle Straet was 3,3 m breed en 506 m lang. “Smalle” was een reactie op “Brede/Bree” of Smallestraat tegenover Breestraat of 3,3 m tegenover 5,5 m. De Atlas vermeldt dat de weg een Chemin de Servitude et d’Exploitation was.
Een bilk is een beluik voor beesten, een omsloten weide of een omheind perk. Een bilk verschilt van een meers hierin dat een bilk op een “hoogte” ligt met diepe grachten omringd. Deze grachten werden in ons geval, in Deerlijk, gevoed door de Kasselrijbeek en de Gaverbeek. Een meers daarentegen ligt in een vallei langs een beek/rivier. Denk aan de Veemeersen (verkeerdelijke naam voor Veimeersen) langs de Slijpbeek.
In de literatuur is er soms sprake van een “ossebilk”, dus een bilk waar ossen (gesneden stieren) kunnen grazen. Is dit het verband met de Ossenstraat?
In Oost-Vlaanderen spreekt men van een “bijloke”.
Lustinnestraat: alsnog geen enkele betekenis gevonden. In het Duits zou “Lustinne” een benaming zijn voor de godin Venus. Venus is een mooie slanke, naakte dame met olles drip en dran. Met andere woorden een lust-object, een lust-inne. De Bilkenstraat ligt volledig te lande met amper 2 à 5 huizen. Dus de ideale plaats om “lockdown”-feestjes te houden met enkele naakte Venussen als gastvrouwen.
Jezuïetenstraat: vermoedelijk lagen er in de omgeving gronden die eigendom waren van de Jezuïeten. Met deze omgeving bedoelen we Deerlijk en Nieuwenhove. In Deerlijk werd deze orde D’Eerwaarde p.p. der Societeijt Jesu genaamd.
“Jezuïeten” kan ook verwijzen naar de paters Oblaten die in Nieuwenhove een school oprichtten. Later verhuisde deze school naar Waregem en werd zo een buur van het Heilig-Hartcollege.
Het Waregemse College was een bisschoppelijk college met in hoofdzaak priester-leraars die lesgaven volgens de normen en wetten van het bisdom. De paters gaven les volgens hun eigen opvattingen, kloosternormen en kloosterwetten. Een klooster (abdij) hing niet af van het bisdom, maar van de eigen orde met als hoofd een prior of abt.
Blauwvoetstraat (Centrum): “De Blauwvoet” is het bekende strijdlied van de katholieke Vlaamse studentenbeweging. Het wordt ook “Het lied der Blauwvoeten” of “Nu het lied der Vlaamse zonen” genoemd naar de eerste regel van het lied. Het werd in verschillende versies door Albrecht Rodenbach gedicht. De definitieve versie dateert van 1875.
Rodenbach haalde zijn inspiratie voor de tekst van dit lied bij de roman “De Kerels van Vlaanderen” van Hendrik Conscience. Daaruit ontleende hij de strijdkreet: Vliegt de Blauwvoet? Storm op zee!
In Roeselare staat het standbeeld van Rodenbach en iedereen kent het liedje van: Berten Rodenbach ee ne veugel in zin and, Berten Rodenbach die ee ne veugel in zin and, Berten Rodenbach die ee ne veugel in zin and, ne veugel in zin and. Hierdoor denken vele mensen dat die veugel (vogel) een Blauwvoet is, een Jan-van-gent.
Conscience omschrijft de vogel als: … Daar [ter hoogte van Calais] viel, nevens ons schip, een groote vogel uit de lucht, die duikelde en met eenenvisch in den snavel opwaarts steeg. Deze vogel was een zee-arend en had blauwe beenen. Mijn vader zeide mij ter dier gelegenheid dat de Kerels van de zeekust, …, zich zelven Blauwvoeten noemden, dit wil zeggen: arenden der zee. (Uit “De Kerels van Vlaanderen”)
Niets is minder waar. De naam Blauwvoet verwijst naar de Veurnse families Blauvoet. De oudst gekende vermelding van Blau(w)voet dateert van 1138. In die akte is er sprake van een zekere Richard Blauvoet.
In de 12de en 13de eeuw waren er in Bachten de Kupe, meer bepaald in de streek van Veurne-Ambacht, regelmatig twisten tussen twee volksgroepen: de Blauwvoeten en de Isengrims. De Blauwvoeten waren zeelui en kustbewoners, de Isengrims behoorden tot de Franse bourgeoisie en leefden meer landinwaarts.
Volgens een andere bron wees de naam Blauwvoet op een soort “sperwer van de zee”, waarmee dan op een energieke manier werd verwezen naar het vroegere piratenbestaan van de families Blauvoet. De “épervier de mer” of de “sperwer van de zee”, een roofvogel, leefde dus dicht bij de zee en haalde zijn voedsel uit de zee, net als de Blauvoeten. Alle roofvogels hebben haaksnavels en klauwen, vandaar het verband met piraten. Deze worden altijd voorgesteld met een kromme neus en een hand die vervangen is door een haak/klauw. Dus is de Blauwvoet zeker geen meeuw of Jan-van-gent.
De straatnamen van deze nieuwe wijk, bestaande uit deze straat, de Groeningestraat en de Klauwaardstraat, waren een Vlaamse reactie op de enkele jaren eerder ontstane (Belgische) Koningswijk. Een zoveelste “Vlaanderen tegen België”-spelletje!
Bloemistenstraat (Centrum-Molenhoek): zijstraat van de Bontestierstraat. De naam verwijst naar de bloemen- en plantenkwekerij van de familie Scherpereel. De weg loopt door het erf van het hoevetje langs het huis van wijlen de familie André Scherpereel-Irma Vanwynsberghe. De straat in de verkaveling inwaarts de Bontestierstraat dateert van 2014.
Boelarestraat (Centrum-Molenhoek): behoort tot de verkaveling “De Heerlijkheid”. De dorpsheren De Cassina waren eveneens baronnen van Boelare. Uitleg: zie De Cassinastraat.
De dorpsheer van Deerlijk heette in 1747 voluit Mijnheere Pieter Phlippe Frans De Cassina Grave van Wonsheim, baron van den Lande van Boulaere, heer van Deerlick.
Boelare was vroeger een baronie in het Land van Aalst. Dit betekende dat de dorpsheer van Boelare de titel van baron had.
Naam goedgekeurd in 2008.
Bontestierstraat (Centrum-Molenhoek): in het Landboek van Deerlijk van 1747 is er in de omgeving van deze straat sprake van: … eene lochtinck behuijst ghenaemt den bonten stier oost ende zuydwest de straeten … (Bontestierstraat en Vichtestraat). De straat kreeg dus de naam van een stuk grond, eene lochtinck, palende aan de straat.
Wat betreft de lochtinck behuijst: in 1771 werd het huis een herberg genaemt den bonte stier … In 1861 veranderde de naam in den Bonten Os. Was de bonte stier over een meidoornhaag gesprongen en was hij zijn kroonjuwelen kwijt? Eigenaardig!
In 1846 vermeld als: Chemin de Servitude et d’Exploitation, lopende du Grootenheerweg au Bontenstier: 3,3 m breed en 535 m lang.
Een totaal onbetrouwbare bron of een bron van “van horen zeggen” zou de Bontestierstraat nog het Fonteinstraatje genoemd hebben. Er zou daar een put geweest zijn, een fonteingrond [= kwelm: grondwater], waar immers water was!
Bottenhoek (Sint-Lodewijk): deze naam is een van de vijf benamingen voor de huidige wijk Sint-Lodewijk. Deze vijf zijn: Bottenhoek, capelle ter keyselberghe(n), Olieberg, Pladishouck (Pladijshoek) en Sint-Lodewijk (Saint-Louis, Sellewie).
“Bot” betekent o.a. een verlaten hoek waar “botte” (onbeschaafde) mensen wonen. “Bot” werd later aanzien als visnaam om de smaadnaam te doen verdwijnen. Een “bot” werd in Deerlijk vertaald als “pladijs”. Dus de Pladijshoek is een synoniem voor Bottenhoek en betekent een plek waar onbeschaafde mensen wonen.
Woonden er in Sint-Lodewijk meer onbeschaafde mensen dan in Deerlijk-centrum? Nee, maar in de ogen van de “Centrumnaren” waren de Sint-Lodewijknaren ambetante mensen. Zij probeerden meerdere malen om van de Bottenhoek een afzonderlijke gemeente te maken. Het begon al in 1832. Tussen 1885-1890 stak de onafhankelijkheidskoorts opnieuw de kop op en na WO I volgde een laatste opstoot.
Guido Gezelle schreef: Aan Bottenhoek en zie ik geen anderen smaad of verwijtsel hangen als de ongeleerdheid van die aldereerste inwoonders van Sint-Louis, immers “bot” is in ’t Vlaamsch ook ongeleerd te zeggen.
Bouckaertstraat (Sint-Lodewijk): de familie Bouckaert (in ’t Deerlijks: Baukaart) had een enorme bekendheid in een groot deel van Zuid-West-Vlaanderen tot zelfs in de Vlaamse Ardennen, Wallonië en Noord-Frankrijk. Ze hadden de naam van entwadde te kunn’n. In onze gewesten waren de Bouckaerts van Waregem en van Sint-Lodewijk de meest bekenden.
Ze waren op de hoogte van de kruidenleer en andere mysterieuze wetenschappen. Hun kennis bestond uit een mengeling van pendelen of wichelroedelopen, belezen, hypnotiseren, enz. De bevolking zei dat ze over toverboeken en geheime krachten beschikten. Ze konden iemand genezen door te onttoveren. Het enige visuele voorwerp dat ze boden was een flasse of flaske, waarin hun toverdrank/kruidenmengeling zat. Nu zouden de meesten hen als kwakzalvers beschouwen, anderen daarentegen zouden hen nu als homeopaten aanzien. Het voordeel van de eersten was dat ze meestal gratis werkten; de tweede soort, de homeopaten, kosten soms een schrik van geld en de Ziekenkas komt maar deels tussen.
Om iemand te bezweren die betoverd was, gebruikten ze speciale gebeden, een mengeling van Vlaams en een denkbeeldige taal die aan het Latijn doet denken:
Ik bezweere vervloekten anata mure en satan verdoemde créature de welke eenige in de des vrees of te schrik in brengende van het leven … dat bezweere ik u door den naam Adore en der waren God …
Ik bezweere u bij de bitter passie Jesus Christus steen, been, kruid, lood, ijzer, staal, koper tin en metaal …
Ik bezweere u … bij alle Gods lieve heiligen en martelaren, steen been, kruid, lood, ijzer, staal, koper, tin en metaal tooveraars en tooveressen …
Een van de Bouckaerts was Josephus Franciscus (François, roepnaam Sootie) Bouckaert (Waregem 1853 – Sint-Lodewijk 1937). Hij was slachter en herbergier in café “In de Blauwe Zwaan”, Kerkstraat 154. Een van de zoons was Gaston (1894-1969) die eveneens slager was en bekend om zijn kruidenkennis. Op zijn doodsprentje staat te lezen: … op de wegen der wijsheid, want met schranderen geest had hij leeren lezen in het open boek van Gods heerlijke natuur en daar verborgen krachten weten te ontsluieren ter opbeuring van den lijdenden evenmensch …
De Bouckaertstraat is een zijstraat van de Kerkstraat en ligt ongeveer ter hoogte van de vroegere herberg “In de Blauwe Zwaan”.
Braamakkerstraat (Centrum): heette vroeger de Planquestraete of Planckestraete. Het was de kortste weg van het Centrum naar de boerderij “Het Goed ter Plancken” in de ’s Gravensstraete (Schragenstraat: zie aldaar). Deze boerderij werd in 1890 omgebouwd/verbouwd tot een maison de plaisance (lusthof/zomerverblijf) voor de Gentse familie Vercruysse (zie Vercruysse de Solartstraat). Het kreeg de naam “Gaverkasteel”.
De Planckestraete en de hoeve hebben hun naam te danken aan de Gaverbeek waar er een plank lag om droogvoets de beek te kunnen oversteken. Volgens dr. Frans Debrabandere betekent in het West-Vlaams “plank” in de eerste plaats een “loopplank, houten brugje”.
In de Breestraat (zie aldaar) lag er al eeuwen een stenen brug over de Gaverbeek, hier was het een plank. In de Oudenaardse heerweg was het een brug, de Vriesbrugghe (zie Oudenaardse heerweg). Op vele andere plaatsen waren het gewoon voorden of ondiepe plaatsen die je gemakkelijk kon doorwaden/doorwandelen.
De naam “Braamakkerstraat” heeft haar naam te danken aan … een grooten couter, genaemt den bramacker … west de plancke straete … (1747).
De verklaring is voor zichzelf sprekend: een akker overwoekerd of afgezoomd door braamstruiken.
Maar … een andere betekenis zou kunnen zijn: de akker van Bram (verkorting van Abraham). Want in Deerlijk hadden we ooit het leenhof “te Braem”, een stuk land … genaempt den berch ter braempt (1625) … en nu nog de Braamheuvelstraat. Een leenhof/heerlijkheid volledig begroeid met braamstruiken? Weinig waarschijnlijk. Een berg en een heuvel, dat is mogelijk.
De “Atlas der Buurtwegen” van 1846 vermeldt: Braemakker et plankestraet, sentier de Deerlijck à Sweveghem: 1,5 m breed en 1.921 m lang. De straat viel onder de categorie Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit.
Braamheuvelstraat (Belgiek): was tot ca. 1963-1964 een zijstraat als deel van de Kassei op Vichte (Vichtesteenweg). De naam werd ook geschreven als bramheuvele en kan dus verwijzen naar:µ
– een hoogte of heuvel overwoekerd met braamstruiken,
– een heuvel, een stuk grond die eigendom was van Bram (afkorting van Abraham).
Zie ook Braamakkerstraat.
In de “Atlas” van 1846 bestaat deze kleine verbindingsweg tussen de Wafelstraat en de Vichtesteenweg uit twee delen:
– Braemheuvel: sentier du Breestraet au cabaret Lisbonna (1,5 m breed en 880 m lang). Het voetpad begon ongeveer aan de hoeve “Goed te Walle”, Vichtesteenweg 123 of nu “Bloemen Vandenbogaerde”. Het pad dwarste de Vichtesteenweg (ligt er pas sedert 1854) en volgde de Braamheuvelstraat tot aan de bocht van 90° en liep door via het Karpelstraatje (voetweg) tot aan het oude tracé van de Pontstraat (nu Lisbonnastraat). Het Karpelstraatje, in het Ancien Régime Karpelstrathien, Karpelstraetjen, is de nu nog bestaande geasfalteerde zijstraat van de Lisbonnastraat die aan het veldkapelletje overgaat in een voetweg richting Braamheuvelstraat. “Karpel” = karper is een zoetwatervis.
Het “Goed te Walle” was de zetel van het gelijknamig leen, afhangend van de Heerlijkheid “te Frans” of “te Ferrans”. “te Ferrans” in Deerlijk, Harelbeke, Waregem en Zwevegem hing rechtstreeks af van de graaf van Vlaanderen langs zijn Leenhof van Harelbeke. De naam verwijst vermoedelijk naar de graaf van Vlaanderen, Frans van Portugal, die van 1212 tot 1233 graaf was en dit leen wellicht in leen gaf.
– Onderpastoors meerschweg: sentier du Braemheuvel au Wafelstraetjen: 1,5 m breed en 377 m lang. Deze meersweg is nu ingepalmd door het huis, Wafelstraat 34. Het huidige tracé van de Braamheuvelstraat was een Kerkweg, sentier du Braemheuvel au Wafelstraet: 1,5 m breed en 394 m lang.
De twee vielen samen als zijnde een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit.
Brandemolenweg (Sint-Lodewijk – Statiewijk): kreeg deze naam verwijzende naar de verdwenen “Brandemolen” of “Molen ten Brande” even verder langs de Oudenaardse heerweg. Zijn naam “brand…” heeft niets te maken met een molenbrand, zoals je zou vermoeden, maar brandgronden zijn gronden die door verbranding van heide, struiken, bomen, enz. voor ontginning klaar komen voor bv. de akkerbouw.
De molen wordt vermoedelijk de eerste maal vermeld in 1234, maar zeker reeds in 1420. In 1892 werd hij gesloopt en in stukken op de molenwal openbaar verkocht. Bijna alle stukken gingen naar de “Koutermolen” in Stasegem (De Gavers), die enige tijd daarvoor afgebrand was. De molen werd daar dus weer opgericht.
Het was een houten staakmolen en hij stond 25 m boven de zeespiegel. In de nabije omgeving stonden er bijna geen huizen, bijgevolg stond hij goed in de wind.
Het Landboek van 1747 vermeldt bij perceel 865: een stuck landt daer den brandemeulen op staet …
Later werd de molenwal genivelleerd en kwam er de textielfirma van Vanneste-Verwee. De schoorsteen van deze firma, met het opschrift “VNV” staat er nog: zie Vanneste-Verweestraat.
Waarom men destijds niet koos voor de oorspronkelijke benaming uit de “Atlas der Buurtwegen” “Meulebosch straet” blijft een raadsel. Langs het kleine straatje is er nog steeds veel bos: het bos aan de meulen ten Brande.
Brandsmisstraat (Sint-Lodewijk): verwijst naar de voormalige smidse “de brandsmesse”, die ongeveer een 20-tal meters van de hoek van de Oudenaardse heerweg en de Pladijsstraat stond. De smidse stond dus redelijk ver van wat nu de Brandsmisstraat is. Het adres zou nu Oudenaardse heerweg 2-4 zijn. De smesse ontstond omstreeks de jaren 1800 toen de herberg “De Witte Kroone” omgevormd werd tot smidse. De herberg was ontstaan in 1704 en zou dus ongeveer 100 jaar oud geworden zijn bij de sluiting. Een van de smeden begin de jaren 1900 was Petrus Vanmarcke. Neef Camiel Renier (1850-1912) was zijn opvolger. De vader van Camiel was een broer van Pieter Jan Renier, fabeldichter en kostschoolhouder: zie Pieter Jan Renierstraat.
Hier dezelfde vraag als bij de Brandemolenweg. Waarom werd de oorspronkelijke naam niet behouden? De Popp-kaart o.a. noemt deze straat “T’Goed de brande Straet” of de straat waarlangs de hoeve “Goed te Brande” ligt. “te Brande” verwijst naar de manier waarop de gronden destijds in cultuur gebracht werden, nl. door het afbranden van alle bomen, struiken, onkruid, enz.
Het “Goed te Brande”, Brandsmisstraat 20, vormde in het Ancien Régime (vóór 1789) de kern van de heerlijkheid “te Brande”, die zich uitstrekte in Deerlijk, Moeskroen, Wevelgem en Moorsele. Ze was feodaal afhankelijk van de heerlijkheid “Assche”, die haar centrum had op de Dries of het kruispunt van de Pontstraat-Kapel ter Rustestraat-René De Clercqstraat.
Het Landboek van 1747 vermeldt bij perceel 1106: … Behuijsde, en bewalde hofstede ghenaemt tgoet te brandt … oost de straete …
In 1846 was T’goed te brandestraet een chemin de Servitude du Brandstraet [einde van de Oude Heerweg tegen de grens met Zwevegem] au Ouden heirweg. De weg was 4,0 m breed en 372 m lang. Het was dus zoals vele andere straten een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit.
Breestraat (Belgiek): deze straat vormde met de Oude Vichtestraat, Vichtestraat, Hazewindstraat en Schoolstraat ooit de cleene heirweg van Deerlijk naar Vichte, dus vóór de aanleg omstreeks 1854 van de Vichtesteenweg. De Vichtestraat bestond vroeger uit de Schoolstraat, een deel van de Sint-Rochusstraat, de Hazewindstraat en de Vichtestraat zelf. Het deel van Deerlijk-Centrum tot vóór het vroegere café “Den Osse” (nu KSA-heem) behoort tot het Centrum, het verlengde bij de Belgiek.
De “Atlas der Buurtwegen” geeft aan dat de Breestraat 5,5 m breed en, met de Vichtestraat (Vichtestraat + Hazewindstraat + Sint-Rochusstraat + Schoolstraat) erbij, 3.762 m lang was. Met haar 5,5 m breedte was ze even breed als de Grooten heirweg en de Oudenaardse heerweg.
Ooit passeerden door Deerlijk 2 autosnelwegen avant la lettre: den Audenaerdschen heerweg en den heerweg van Cortrycke naer Waereghem of den Grooten heerweg. Een heerweg of heirweg (heer of heir betekent leger, krijgsmacht) is een weg aangelegd voor het leger. Meestal waren deze wegen zo goed als kaarsrecht met zo weinig mogelijk bochten en hindernissen om het leger zo rap mogelijk van punt a naar punt b te brengen. Denk aan de Kortrijkse heerweg-Hoogstraat-Waregemstraat of de vroegere Grooten heerweg waar veel stukken kaarsrecht zijn. De vlugste verbinding tussen die 2 snelwegen was de cleene heirweg.µ
Deze cleene heirweg was voorzien om groot en zwaar vervoer te laten passeren. Daarom was hij BREED en voorzien van het eerste kunstbouwwerk in onze parochie. Moest men vroeger een beek of een gracht doorwaden (een voorde: zie o.a. Wafelstraat) of in het beste geval via een plank oversteken, dan was de Breestraat voorzien van een kunstwerk: een steenen brugghe over de Gaeverbeke. Het was de eerste gemetste brug in Deerlijk. De gronden links en rechts van de Breestraat ten noorden van de Gaverbeek behoorden tot de heerlijkheid van Cleen Steenbrugghe. Deze ontleende haar naam aan de stenen brug.
Steenbrugge, een wijk van Stasegem, die langs de grote heerweg Kortrijk-Oudenaarde lag, heeft ook zijn naam te danken aan de stenen brug over de Pluimbeek.
Een ander kunstwerk was de Vriesbrugghe (uitleg: zie Oudenaardse heerweg) over de Slijpbeek langs de Oudenaardse heerweg (gedeelte van de Pladijsstraat). Hier lag dus zeker een brug, maar of het een stenen of een houten constructie betrof, is niet gekend. In elk geval was het veel beter dan een Plancke (zie Braamakkerstraat) of een Voorde (zie o.a. Vichteknokstraat).
De Breestraat werd vroeger ook de Breede straete (5,5 m breed) genoemd. Als tegenhanger was de huidige Bilkenstraat bekend als de Smalle Straet, die maar 3,3 m breed was.
Tot de jaren 1990 was de Breestraat het traject tussen het kruispunt op de Belgiek tot aan het kruispunt met de Vichte- en Bliekheerstraat. Nu loopt de Breestraat verder tot het kruispunt op de Molenhoek.
Broelstraat (Centrum-Molenhoek): een van de vijf straten in de verkaveling Beekstraat-Weverijstraat goedgekeurd in 2008. Deze vijf zijn: Sint-Pietersabdijstraat, Munkenhofstraat, Broelstraat, Boelarestraat en Wonsheimstraat. Samen kregen ze de naam “De Heerlijkheid”. Immers, de vijf straten tonen zeer duidelijk aan hoe het feodaal stelsel er in de Middeleeuwen uitzag en functioneerde.
Voor uitleg: zie Sint-Pietersabdijstraat.
Burg. Hector Isebaertstraat (Centrum): Hector Isebaert (Deerlijk 1870-1949) was van 1928 tot 1938 burgemeester van Deerlijk.
Hector was de zoon van Evariste Hippolyte Isebaert (Anzegem 1831-Deerlijk 1915), doktor in genees heel en vroedkunde. Vader Evariste kwam in 1862, het jaar dat hij zijn diploma behaalde, van Anzegem naar Deerlijk wonen. Hector en zijn broer Louis (°Deerlijk 1879) liepen in de voetsporen van hun vader en werden dokter: Hector in Deerlijk en Louis in Vichte. Beiden huwden met twee zussen Van Robais afkomstig van Hulste, dochters van brouwer-geneesheer-provincieraadslid Gustaf Van Robais (°Zwevegem 1854).
Dokter Hector woonde naast het huis van zijn schoonbroer notaris Georges Masselus (Bellegem 1862-Deerlijk 1930), die gehuwd was met Maria Henrica Isebaert (Deerlijk 1876-1953). Beide aaneenpalende herenhuizen stonden in de Hoogstraat. In de tweede helft van de jaren 1970 werden de huizen afgebroken om plaats te maken voor de parking aan d’Iefte.
Camiel Vereeckelaan (Sint-Lodewijk): verbindingsweg tussen de Pladijsstraat en de Oliebergstraat. Het aloude wegeltje langs de herberg “In de Nieuwe Wandeling” werd op 12 november 1959 door het schepencollege opgewaardeerd tot een volwaardige straat. Het voetpaadje liep door de landerijen van Jerôme Vereecke (Deerlijk 1895-1986), Gewezen Voorzitter van de Kerkfabriek (van Sint-Lodewijk). De Vereeckens verkochten hun landerijen om zo plaats te creëren voor een nieuwe wijk. Voor de naam van de nieuwe straat verwees Jerôme naar zijn vader Kamiel.
Zijn vader Joannes Camiel (roepnaam Kamiel) Vereecke (Sint-Lodewijk 1861-1951) was ook Voorzitter van de Kerkraad van Sint Lodewijk geweest.
Handelaar Kamiel had op 8 november 1905 zich als 2de kandidaat voorgesteld voor de 4de plaats voor de Commissie der Burgerlijke Godshuizen (nu OCMW). De 1ste kandidaat voor de 4de plaats was landbouwer Camiel Dermaut. Kamiel werd als 2de kandidaat verkozen.
Omwille van zijn betrokkenheid in de Commissie (ganse gemeente Deerlijk) en zijn betrokkenheid bij de parochie Sint-Lodewijk (voorzitter Kerkraad) kon zoon Jerôme een beetje druk uitoefenen bij de gemeentebestuur om zijn vaders naam te gebruiken voor de straatnaamgeving.
De familie woonde drie generaties lang langs de Otegemse steenweg 1. Ze waren handelaars in kolen, droogden chicorei in hun ast en waren vooral bekend om hun duiven. Kleinzoon Roger (°Sint-Lodewijk 1921) stierf in Zwevegem in 2018.
Comm. Edm. Ameyestraat (Centrum): vroeger een onderdeel van de Pontstraat, samen met de Ververijstraat. De straat had vroeger de eer om de vuilste straat van Deerlijk te zijn: Strontstraatje. Vóór losweg 1875 stonden er geen huizen; er was enkel land verborgen achter de huizen rond de kerk. Tussen het struikgewas en de vruchten op het land had men de nodige privacy om zijn ding te doen!
Dit korte stukje van de Pontstraat afgesplitst door de Harelbekestraat werd ook soms het Pontstraetjen genoemd, zijnde een chemin de communication tussen de Hoogstraat en de chemin de Deerlijck à Vichte. Het was5,5 m breed en 119 m lang.
Samen met de Harelbekestraat, Schoolstraat, Sint-Rochusstraat en de Hoogstraat vormde het de ommegang rond de kerk. Vroeger kon men onmogelijk rond de Sint-Columbakerk gaan wegens het kerkhof dat rondom de kerk geprangd tussen de huizen van het Kerkplein lag. Uitleg “ommegang”: zie Ommegangstraat.
Vlak na WO II besliste het College van Burgemeester en Schepenen der gemeente Deerlijk in zijn zittingen van 31 Juli en 3 Augustus [1945] het gedeelte der Pontstraat, gelegen tusschen de Hoogstraat en het kruispunt der Pontstraat met de René Declercqstraat en de Kapel ter Rustestraat, voortaan de naam te geven van: “Commandant Edmond Ameye – straat”. Deze naamswijziging kwam er op voorstel van de plaatselijke verbroedering van het Geheim Leger. Dit Geheim Leger of het Verzet noemde men steevast in Deerlijk de Witte Brigade, naar het wit kostuumpje dat ze droegen. Comm. Ameye was althans volgens het Deerlijkse Verzet tijdens de bezetting Stafoverste voor Oost-Vlaanderen van de Zone 3 van het Geheim Leger, en den marteldood gestorven in de Duitsche concentratiekampen. Hier werd Ameye op een veel hogere trede geplaatst kwestie van indruk te maken. Hij was geen stafoverste maar leidde enkel een deel van de administratieve dienst; in ’t Deerlijks: sef [chef] van’ buro.
Na een goeie 10 jaar, in de periode 1955-1959, werd de straat ingekort. Het gedeelte tussen de Harelbekestraat en het kruispunt met de René De Clercqstraat-Pontstraat-Kapel ter Rustestraat kreeg de naam “Ververijstraat”.
Edmond Ameye (Deerlijk 1900 – Bergen-Belsen 12.04.1945) was een beroepsmilitair en verzetsstrijder tijdens WO II. Vader Aloïs, veldwachter, en moeder Celestine Dezutter woonden met hun gezin in de Pontstraat 2, sedert 1945 de Comm. Edm. Ameyestraat.
Op 28 mei 1940 (18-daagse Veldtocht 10-28 mei) werd hij als stafofficier krijgsgevangen genomen en weggevoerd naar Duitsland. Wegens ziekte werd hij in mei 1942 vrijgelaten en gerepatrieerd naar België. Een maand later sloot hij zich aan bij het Geheim Leger. In deze hoedanigheid van “leider” van het Verzet werd hij op 15 juli 1944 te Gent door de Gestapo gearresteerd. Vier weken later verhuisde hij naar het concentratiekamp van Bergen-Belsen, waar hij stierf door ontbering.
Ameye heeft een symbolisch graf op de Deerlijkse begraafplaats. Zijn lichaam is waarschijnlijk verdwenen in een massagraf te Bergen-Belsen. De stad Bergen ligt ongeveer halverwege op de lijn (150 km) Hamburg-Hannover.
Dammeke (Centrum): genoemd naar de “dam” of het verhoogde voetpad. Deze straat is de verbindingsweg tussen de Leegstraat (nu René De Clercqstraat) en de Pontstraat. Waar nu het Rustoord is, stond vroeger de dubbel omwalde hoeve “Het Fruithof”, toebehorende aan de Heerlijkheid van Assche. Om de straat vóór de hoeve te vrijwaren, had men een dam aangelegd. De omwallingen werden o.a. gevoed door de Wijmelbeek die in deze omgeving ontspringt.
Het Dammeke vormde vroeger met den Driesch één geheel.
De Cassinastraat (Centrum): had naast de officiële naam ook nog een volksnaam, nl. “Boulevard Mantjes”. Leo Vandenbulcke (roepnaam Mantje) had er zijn boerderij en de dreef (De Cassinastraat) leek op een boulevard.
De juiste naam had echter de Teesweg moeten zijn. Immers, langs deze weg, die op grondgebied Harelbeke nog altijd Teesweg heet (zijstraat van de Heerweg), kon men naar Kortrijk gaan zonder één café te moeten passeren. Dus wie langs hier ging, was een tees/teis/tis; iemand die geen frank kon/wilde uitgeven aan vertier en bier. Het was dus niet de kortste weg in kilometers maar wel in tijd!
In 1846 werd de straat beschreven als Sentier de Deerlijck à Courtrai: 1,5 m breed en 1.951 m lang. Het was een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit.
De De Cassinastraat werd genoemd naar de familie De Cassina die van 1716 tot ca. 1775 de dorpsheren leverde aan Deerlijk. Iemand of een familie kreeg de titel van “dorpsheer” als hij/zij de eigenaar was van de grond waarop de kerk stond. Als de familie in Deerlijk verbleef, woonden ze op het “Goed ter Scae(c)x” in de Pikkelstraat (zie aldaar).
Naast heer van Deerlijk was de graaf De Cassina ook graaf van Wonsheim en baron van Boelare, enz. Vandaar dat we in de verkaveling “De Heerlijkheid” twee straten naar deze titels noemden: Wonsheimstraat en Boelarestraat (zie aldaar).
Wat berteft de familienaam “Cassina”: het woord moet iets te maken hebben met de streek rond Milaan. In de omgeving van deze Noord-Italiaanse stad, de vroegere hoofdstad van het Koninkrijk Italië en een leen van het Heilig Roomse Rijk, liggen er een 6-tal plaatsen waar het woord “Cassina” in voorkomt: Cassina Amata, Cassina de Pecchi, Cassina Fra(ter) Martino , enz. In de omgeving van het Como-meer liggen ook 2 “Cassina’s”. Er was zelfs tot aan het Concilie van Trente (1545-1563) een Santa Cassina, een lokale heilige. Na het Concilie werd de Heilige Cassina omgedoopt tot de Heilige Marina.
Wat de betekenis van “Cassina” nu precies is, heb ik niet kunnen avhterhalen. De Italiaanse woordenboeken kennen het woord niet. Wellicht zal ik eens ter plaatse, eventueel bij een vurige Italiaanse Marina, te rade moeten gaan. Vermoedelijk is het een dialectwoord?
Mogelijks zou “Cassina” afkomstig zijn van “Cascina”, wat een hoeve/boerderij betekent.
De Spijker (Centrum): een deel van de grond waarop de nieuwe KMO-zone werd aangelegd, was vroeger eigendom van de Spijker van Harelbeke. De rest was eigendom van de heerlijkheid te Diependaele, afhankelijk van het grafelijk leenhof van Harelbeke. De heer van Diependaele mocht vrijelijk jagen en vissen op het grondgebied van alle lenen en heerlijkheden van het leenhof van Harelbeke plus het grondgebied van de Spijker.
Vandaar het voorstel van de Heemkring om de doodlopende straat gewoonweg de benaming “De Spijker” te geven.
Oorspronkelijk was de Spijker een leenroerig recht van de graaf van Vlaanderen, waardoor de leenman van de zogenaamde spijkergronden ieder jaar een hoeveelheid gewassen, grondproducten of vruchten voor zijn leenheer ter beschikking moest stellen of bij hem afleveren. In een document van 1187 is er sprake van de spicarius van Harelbeke. De Spijker van Vlaanderen hing dus rechtstreeks af van de graaf van Vlaanderen. Deze gronden met de bijhorende oogstopbrengst diende dus om de schuur van de graaf te vullen. Vandaar dat “spijker” een synoniem is voor schuur of graanzolder. De “van Dale” vermeldt dit nog altijd.
Voor de inning was de Spijker in Vlaanderen gemakkelijkshalve onderverdeeld in afzonderlijke Spijkers. De gronden van de Spijker van Harelbeke lagen verdeeld over de gemeenten Zwevegem, Moen, Hulste, Heestert, Otegem, Aalbeke, Harelbeke, Deerlijk, Rozebeke (Oostrozebeke) en Lendelede. In 1187 was een zekere Eustachius er de ontvanger.
Desselgemstraat (Centrum-Molenhoek): heette in de Middeleeuwen Bruyelstraete. De straat had toen haar naam te danken aan de hoeve “Goed te Bruyele” daar gelegen. “Bruyel” is een West-Vlaams synoniem voor “broel”, wat “moerassig land” betekent. Zo heb je in Kortrijk de Broeltorens en het voormalige hotel “Ten Broele”, beide gelegen langs de vroegere moerassige Leieoevers.
In het “Westvlaamsch Idioticon” van L. L. De Bo staat er bij “bruiel: zie breiel”. De breiel van een brugge is de houten of steenen leuning die niet aleen den mensch belet van de brug af te vallen in ’t water, maar hem nog tot de brug geleidt door hare verlengde uiteinden die, schuins weg van wederzijde, eenige schreden verre de straat insluiten als in open gestrekte armen. De breiel is vooral dienstig waneer de straat veel breeder is dan de brug, of veel hoger ligt dan de nevengrond.
Inderdaad, de Desselgemstraat loopt tweemaal over een beek. De eerste keer over de Alfortbeek (tussen de Waregemstraat en Driesknoklaan) en een tweede maal over de Biesgrachtbeek bij de grens Beveren-Leie – Deerlijk – Desselgem.
De Desselgemstraat was vroeger de grote en vlugge verbinding met de parochie Desselgem. Met de aanleg van de Desselgemse steenweg is de Desselgemstraat gedegradeerd tot een gewone, smalle verkeersweg.
De Taeyelaan (Centrum): genoemd naar Alfred Aloïs De Taeye (Kortrijk 1905 – Leuven 1958), een Belgisch politicus voor de CVP (nu CD&V). De Taeye vaardigde in 1948 een wet uit die later bekend zou worden als de “Wet De Taeye”. Deze wet
voorzag in de bouw van 50.000 goedkope woningen en benadrukte het belang van de verwerving van een eigen bescheiden woning.
Alfred De Taeye zetelde van 1946 tot aan zijn dood in 1958 in de Kamer van volksvertegenwoordigers voor het
arrondissement Kortrijk. Van juni 1950 tot 1954 was hij minister van Volksgezondheid en Gezin.
De eerste sociale woningen in Deerlijk kwamen er langs de Waregemstraat: een rij van 52 woningen tussen de
Desselgemknokstraat en de Desselgemse steenweg, in de volksmond al snel “De Reke” genoemd. Het was minister
De Taeye die op 30 september 1951 de woningen, samen met het schooltje “De Engelbewaarder” inhuldigde.
De sociale woonwijk met de De Taeyelaan en haar zijstraat de Kardinaal Cardijnlaan dateert van de tweede
helft van de jaren 1960.
Diependaele (Centrum-Molenhoek): doodlopende straat voor auto’s, vertrekkende van de Vichtestraat naar de Bontestierstraat. De naam verwijst naar de belangrijke Deerlijkse heerlijkheid Diependaele. Ze wordt al vermeld in 1366.Een document van 1743 vermeldt: Rentebouck vanden Leene ende heerlijckhede van Diependale, streckende inde
parochie van Deerlijck, wat oostwaert vande kercke, releverende van haere Maj[esteit] Leenhove van harelbeke.
De voormalige historische hoeve “Goed te Diependaele” was het centrum van de gelijknamige heerlijkheid, die afhing van het grafelijk leenhof van Harelbeke. De volledig verbouwde boerderij heeft nu als adres: Vichtestraat 54.
“Diependaele” is een familienaam die haar naam uitleende als toponiem voor vele gehuchten, zowel in Deerlijk als Riemst (Limburg), Leuven, Tervuren, Winksele en Elewijt (Vlaams-Brabant). “Diependal” betekent: dal, laagte waar iepen (olmen) groeien, dal van d’iepen of diependal.
Diesveldstraat (Sint-Lodewijk): straat die liep naar het kasteel van Diesvelt/Distvelt in Otegem dat dateerde van vóór de 14de eeuw. De straat is tevens de natuurlijke grens tussen Deerlijk en Vichte met rechts Deerlijk en links Vichte.
De weg loopt nu ten einde, maar enkele decennia geleden kon je via een kerkwegel nog verder tot aan de “Hoeve
Diesvelt”, de opvolger van het kasteel, Diesveldstraat 42 in Otegem. Helaas kon de landbouw niet verder zonder het innemen van het paadje van amper 1 m breed! De omwalling ten zuiden en ten westen van de gebouwen en het monumentale poortgebouw tonen nog de glorie van weleer.
De Atlas der Buurtwegen van ca. 1846 vermeldt: Chateau de Biesveld. Andere oudere documenten vermelden ook “bies-” in plaats van “dies-“. De verklaring is dan ook een veld waar er hardnekkig biezen groeien.
“Bies”: een plantengeslacht uit de cypergrassenfamilie (Scirpus). De gedroogde stengels worden gebruikt
voor vlechtwerk: een biezen mand, biezen stoelen. Dat is gemakkelijk te verklaren, want de hoeve ligt tegen
de Kasselrijbeek. Een beek betekent water en overvloedig water betekent de ideale bodem voor biezen.
Deze beek bepaalde de grens tussen de Kasselrij Kortrijk en deze van Oudenaarde. Dat betekende dat alles ten
westen van de beek tot het Kortrijkse behoorde en de overkant tot het Oudenaardse. Vandaar dat dergelijke parochies “spleten” genoemd werden. Zo’n parochie was ook Vichte. Sint-Lodewijk tot aan de Kasselrijbeek (in de
Beukenhofstraat een beetje over het vroegere brandweerarsenaal) behoorde toe aan de Kortrijkse Kasselrij, de
overkant tot de Oudenaardse.
Vanaf de 14de eeuw was de hofstede het centrum van de gelijknamige heerlijkheid, afhankelijk van het Oudenaardse grafelijke leenhof “De Stenen Man”. De heren van Diesvelt dienden rechtstreeks verantwoording af te leggen bij de Graaf van Vlaanderen.
Als “dies” toch “dies” is en geen “bies”, dan kan het afkomstig zijn van een persoonsvoornaam: bv. Desiderius, kortweg Dies. Diesveld betekent dan: het veld van Dies. Denk misschien ook aan de fictieve figuur op Radio Kortrijk destijds: Disten Pulle.
De Atlas der Buurtwegen van 1846 beschrijft het Diesveldstraetje als zijnde een Chemin du Ooteghemstraet vers Ingoyghem faisant limite avec Vichte en het is ook een Chemin de Servitude et d’Exploitation: 4,0 m breed en 233 m lang.
De Popp-kaart van 1853 vermeldt de straat als Dees veld Straetje. Hier komt de verklaring van “Dees”
als verkorting van Desiderius beter tot uiting.
Disstraat (Centrum-Molenhoek): straat ontstaan in 1991 bij de aanleg van een verkaveling langs de Waregemstraat. De straat ligt dwars door het vroegere café “De Meerlaen”, Waregemstraat 140. Deze herberg is ontstaan in 1874, toen Joannes Beyls (Deerlijk 1828-1909) een woonhuis bouwde en vroeg om in zijne wooning den stiel van herberg te mogen uitoefenen en aen de zelve den naem De Meerlaen … toe te passen.
De grond waarop de herberg stond en de achterliggende kavels waren in 1747 (Landboek) eigendom van de kerck, en de armen van Deerlijck. Met deze laatsten wordt de Armendis of kortweg den Dis bedoeld, een voorloper van het OCMW. De Disstraat brengt dus een belangrijk sociaal gegeven uit het verleden naar voren.
Driesknoklaan (Molenhoek): in het verslag van het Schepencollege van 22 juni 1950 lezen we: nieuwe straatnaam, weg nr. 41 [is in de Atlas der Buurtwegen nr. 44] tussen Paanderstraat en Desselgemstraat wordt “Driesknokweg” genoemd.
De weg loopt voorbij de hoeve Pieters “Goed ten Driessen” naar de wijk gewoonlijk genoemd “Knok” of
“Desselgemknok”. Het “Goed ten Driessen” is eigenlijk de historische hoeve “Scaecx ter Plancken”.
Op oude foto’s is goed te zien dat de weg werd rechtgetrokken.
In de jaren 1960 werd de Driesknokweg omgedoopt tot Driesknoklaan.
“Driesknoklaan” is geen historische naam maar een bedachte samenstelling van “dries” (Goed ten Driessen) en
“knok”.
Het is interessant te vermelden dat de buurtweg nr. 44 in de Atlas der Buurtwegen beschreven wordt als
lopende van de St Amandsweg naar de Knock te Desselghem. Dus ook de Guido Gezellelaan behoorde ertoe.
Droogtestraat (Centrum): genoemd naar een stuk land. Dit land gaf op zijn beurt zijn naam door aan het huys ende herberghe … genaemt de drooghte … sedert immemoriaele tyden (een lijst van 1779). De herberg bestaat dus al heel
lang en zou nu als straat en huisnummer hebben: Kortrijkse heerweg 91 (benzinestation) op het kruispunt “De
Barakke” of het kruispunt van de Harelbekestraat – Hoogstraat – Kortrijkse heerweg.
“De Droogte” was ook de naam van de wijk rondom het kruispunt “De Barakke”. Er stonden twee molens op de
wijk: “De oliemolen bij de Droogte” of “Het Nieuw Stampkot” en “De Graanmolen bij de Droogte”. De eerste
stond langs de Harelbekestraat, de tweede in de voortuin van het huis in de Kortrijkse heerweg 5.
Toen eind 1847 de Harelbekestraat werd aangelegd (het stuk tussen de Olmenlaan en de Ringlaan N36 bestond
niet), stond “Het Nieuw Stampkot” te dicht bij de straat en moesten de gebruikers van de Harelbekestraat tolgeld betalen. Vermoedelijk daarom werd in 1869 de molen verplaatst naar de Vrijputstraat. De Droogtestraat is een zijstraat van de Vrijputstraat.
De naam “droogte” betekent letterlijk “droog”. Vlak in de buurt van de herberg lag immers de “Stuivenberg”, een verhoging van een drijhouckigh stuck landt daer inden scherpen houck een capelleken staet, genaempt den stuvenbergh (1747). Dit driehoekige stuk land is nu deels parking en deels de plaats voor een glascontainer.
Engelstraat (Centrum): op 30 september 1962 werd de nieuwe wijk tussen de Braamakker en de Pontstraat onder de naam Engelwijk ingewijd. Op 12 december 1968 veranderde de naam Engelwijk in Engelstraat. De Engelstraat vormde samen met de Elfde Julilaan en de Zalmstraat een aparte wijk, nu een onderdeel van de Braamakker.
De nu doodlopende straat zou ooit doorgetrokken worden tot in de Pontstraat en daar uitkomen ter hoogte van
het huis, Pontstraat 94. In 1937 werd er op de grond van het toekomstige nummer 94 een nieuw huis gebouwd en
direct ingericht als café “In den Nieuwen Engel”. De waard Remi Struyve (°Deerlijk 1896), gehuwd met Julia
Blancke (°Bavikhove 1900), kwam van café “In den Engel”, Pontstraat 56, en noemde zijn nieuwe herberg bijgevolg “In den Nieuwen Engel”. De herberg hield op te bestaan in 1955.
De Engelstraat herinnert ons aan de twee voormalige cafés.
Europalaan (Centrum): op kermisdag 30 september 1962 werden er in Deerlijk twee nieuwe woonwijken officieel ingehuldigd: de Engelwijk en de Europawijk. Deze laatste verwijst natuurlijk naar de Europese eenmaking, begonnen in 1958.
Evangelieboomstraat (Molenhoek): de herberg “Den Evangelieboom” bevond zich op de linkerhoek van de Waregemstraat en de Evangelieboomstraat. Wanneer het café er gekomen is, weten we niet maar in elk geval is er al sprake van in 1869. Het café sloot in de jaren 1970 en is sinds enkele decennia afgebroken.
De naam “Evangelieboom” is afkomstig van de Gentse Sint-Pietersabdij. Tijdens het Ancien Régime (vóór 1789)
bezat deze abdij enorm veel eigendommen, vooral gronden. Zo was bijna heel de toenmalige parochie van Desselgem eigendom van Sint-Pieters. In Deerlijk bezat ze maar een klein stuk, gelegen op de uiterste noordhoek van de gemeente. De grenzen van haar onroerende goederen werden afgebakend met “grensbomen”, “Evangeliebomen” genoemd. “Evangelie” wijst op de aard van de eigenaar, nl. een religieuze, rooms-katholieke heer of abt.
In Deerlijk stonden er ooit twee dergelijke bomen: een op het kruispunt van de Evangelie-, Desselgemknok-,
Leemput- en Harelbekestraat (deze laatste twee op grondgebied Desselgem) en een langs het onder de E17 verdwenen stuk van de Hoekstraat. Moest de boom aan enkele voorwaarden voldoen? Nee, we weten wel dat de boom langs de Hoekstraat een es was: … vanden evangelieboom tot op den esschen boom aenden geweire put (visfuik).
De Evangelieboomstraat wordt in 1846 omschreven als een chemin de Deerlijck à Vive St Eloi: 4,4 m
breed en 432 m lang.
Gaaistraat (Belgiek-Statiewijk): het Landboek van Deerlijk van 1747 noemt de percelen nrs. 879, 880, 881 en 961 langs den Grooten heijrwegh van Cortryck naer audenaerde respectievelijk den grote en de cleyne gay. De straat ontleende zijn naam onrechtstreeks aan deze percelen.
Op 8 september 1779 opende Joannes janssens een herberghe genaemt den gaeij. Deze lag op de hoek van de
Oudenaardse heerweg en de Gaaistraat. De Gaaistraat is de straat waar je het café Den Gaeij vond. De herberg werd in 1964 gesloten.
Een “gaai” is o.a. een namaakvogel bij het boogschieten en die sport werd (en wordt) meestal beoefend in een weide naast een herberg. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen “liggende wip” (horizontaal schieten) en “staande wip” (vertikaal schieten).
Gaversstraat (Statiewijk): zie Marquettestraat.
De term “Gauara” (u staat voor v) wordt al gebruikt in de 10de eeuw. De interpretatie als “gabra” (Germaans voor moeras of drassige weide) zal wel de betrouwbaarste zijn. Denken we maar even aan de talrijke toponiemen in het Oude Vlaanderen: Gaverbeek (Halluin (F), Menen, Moorsele, Rollegem-Kapelle, Oostrozebeke, Wielsbeke, Pittem, Geluwe, Helkijn, Hollebeke, Zandvoorde, Houtem-bij-Ieper, Kortrijk, Zwevegem, Harelbeke, Deerlijk, Waregem, Sint-Eloois-Vijve en Torhout), De Gavers (Deerlijk, Harelbeke, Geraardsbergen, Heule, Kaster, Oedelem en Wevelgem), le Gaver (wijk van Caestre (F), Adinkerke, Ghyvelde (F), Bellegem, Spiere en Komen), Gaverbilk (Tielt), Gaverbos (Beselare, Rollegem-Kapelle, Oostrozebeke, enz.), Gaverbrug (Anzegem), De Gavere (meersen in Aarsele en Meulebeke), Den Gavere (landerijen in
Beselare, Dentergem, Oostrozebeke, Wielsbeke, enz.), hoeve Ten Gavere (Geluwe, Beselarestraat 152), hoeve Goed te Gavere (Bellegem, Laatste Oordje 6), Den Gavere (vijver te Ruddervoorde), Gavergoed (leengoed te Dentergem, Emelgem, Ghyvelde (F)), le Gaverel (Quelmes (F)), la Gaverie (meersen te Courset (F) en Houtave), Gavermolen (Halluin (F)), enz.
Geeststraat (Molenhoek): straat lopende van den grooten heirweg naer Waereghem (Waregemstraat) naar de voormalige boerderij “Goed ter Geest” (vroeger Hoekstraat 2), langs het verdwenen tracé van de Hoekstraat, nu ingenomen door de industriezone in de Nijverheidslaan.
“Geest” betekent volgens van Dale o.a. hoge zandgrond, bouwland. Het woord is afkomstig van het Germaanse woord “gaisto” of hoog en droog land en het bijvoeglijk naamwoord “gaista” droog, onvruchtbaar. Vanaf de vroege middeleeuwen werd het woord gebruikt voor de hogere zandruggen in een natter gebied. In ons geval lag de
hoeve “Goed ter Geest” in de zeer nabije omgeving van de Gaverbeek, de Wijmelbeek en de Kasselrijbeek.
Geestgrond was oorspronkelijk cultuurgrond bestaande uit duinzand dat vermengd is met bv. leem. Het klinkt
contradictoir dat een landbouwer een bedrijf opstart op een hoger gelegen zandrug die daarenboven onvruchtbaar is! Het is echter een feit dat die geestgronden nu bekend staan voor hun vruchtbaarheid. Dat komt omdat
de boer heel lang geleden begon met het afgraven van het zand.
Generaal Deprezstraat (Centrum): het schepencollege besliste in zijn zitting van 3 februari 1955 tot de aanleg van drie nieuwe straten op de wijk Braamakker: Generaal Deprezstraat, Veldstraat en Kasteelstraat.
De straat verwijst naar de militair Hector Deprez (Ingooigem 1873 – Gent 1939).
Adolf Deprez, de vader van Hector, werd op 19 november 1844 geboren. Hij was de jongste telg van zes kinderen
uit het Deerlijks landbouwersgezin Petrus-Joseph Deprez, getrouwd in 1829 met Maria-Francisca Viaene. Als
28-jarige huwde hij op 11 juni 1873 met de 23-jarige Harelbeekse Leonie Vandeputte.
Het jonge echtpaar vestigde zich te Ingooigem (IJvegem), in het nu nog bestaande café “In d’Halve Maan”,
waar ook een klein landbouwbedrijf aan gekoppeld was. Daar werd Hector geboren op 9 november 1873.
In 1879 verhuisde het gezin naar een kleine hoeve op de wijk Steenbrugge in Stasegem. Vandaar dat er in Stasegem ook een “Gen. Deprezstraat” is.
Na de dood van zijn vader eind 1883 kwam Hector terecht bij zijn nonkel Edouard Deprez en tante Marie-Louise
Viaene in de Marquettestraat in Deerlijk. Twee broers en twee zussen werden ook geplaatst bij familieleden.
De jongste twee bleven bij moeder op de hoeve in Stasegem.
Amper 17 jaar oud, trad Hector vrijwillig in dienst bij het 3de Linieregiment, de start van een tamelijk indrukwekkende carrière. Nog vóór de Eerste Wereldoorlog was hij reeds kapitein-commandant en hij eindigde de oorlog als majoor. Op 26 maart 1931 werd hij generaal-majoor van de Provincie Oost-Vlaanderen en drie maanden later werd hij commandant van de Provincie West-Vlaanderen. Op 1 januari 1934 ging hij op rust en werd hij opgenomen in het reservekader. Op 27 augustus 1938 ontving hij de titel van ereluitenant-generaal der Infanterie.
Op 24 september 1933 werd generaal Deprez tot ereburger van Deerlijk benoemd. Hij stierf te Gent op 15 oktober 1939. Op 19 oktober werd in de Sint-Annakerk de lijkdienst opgedragen. De teraardebestelling had plaats op de Deerlijkse begraafplaats. Hector was gehuwd met Alida Hélène Vuylsteke (Moen 1879 – Gent 1947) en kreeg drie kinderen.
Hector Deprez was wel niet echt generaal (met vier sterren) maar generaal-majoor. Door militairen worden zowel in België als in Nederland alle generaalsvarianten echter aangesproken met “generaal”.
Groeningestraat (Centrum): verwijst naar de Groeningebeek in Kortrijk waar de Groeningekouter lag: het Groeningeslagveld van 11 juli 1302. Zie ook Blauwvoetstraat en Klauwaardstraat.
De straatnamen op de wijk, bestaande uit de Blauwvoetstraat, de Groeningestraat en de Klauwaardstraat, waren op initiatief van toenmalig schepen Alfons Verbrugge een Vlaamse reactie op de enkele jaren eerder ontstane (Belgische) Koningswijk.
Guido Gezellelaan (Centrum): bij beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 3 februari 1955 werd de weg nr. 44 tussen de Paanderstraat en de Sint-Amandusstraat Guido Gezellestraat genoemd.
Was oorspronkelijk een deel van de St Amandsweg-Knock te Desselghem, dat op vandaag zou bestaan hebben
uit de Guido Gezellelaan, een klein stukje van de Paanderstraat en de Driesknoklaan tot aan de Desselgemstraat.
De “Atlas van de buurtwegen” van 1846 vermeldt: St Amandsweg, sentier de Deerlijck à Desselghem: 1,5 m
breed en 1.726 m lang. Het was als zovele sentiers een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit.
Guido Gezelle (Brugge 1830-1899) was een rooms-katholieke priester, lyrisch dichter en hekeldichter, taalwetenschapper en vertaler. Voor onze omgeving was vooral de periode 1872-1899 van tel. Hij werd in Kortrijk aangesteld als kapelaan in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De reden dat hij Brugge ontvluchtte na allerhande roddels en hulp zocht bij een bevriende deken.
Bekende gedichten zijn: O ’t ruischen van het ranke riet en Het Schrijverke (O krinklende winklende waterding, met ’t zwarte kapotseken (sommigen schrijven kabotseken) aan.
Guido was de nonkel van Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur.
Hazewindstraat (Centrum): was tot kort na de Tweede Wereldoorlog een deel van de Schoolstraat. Deze laatste bestond vroeger uit de huidige Schoolstraat, het aansluitende deel van de Sint-Rochusstraat (de Vichtesteenweg bestaat pas sedert ca. 1854) en de Hazewindstraat. Voordien was de Hazewindstraat een deel van de Vichtestraat, dus voordat de
Schoolstraat haar huidige naam kreeg.
Het gedeelte dat de naam Hazewindstraat kreeg, was te danken aan het café dat stond op de linkerhoek van de
Hazewindstraat en Vichtestraat, nl. Den Haesewint. In 1747 bestond deze herberg al en werd uitgebaat
door de officier (politieagent) Francis Verschorre. Ze was eigendom van de dorpsheer van Deerlijk, de graaf de Cassina. Het café werd definitief gesloten halverwege de jaren 1950. Nadat het gebouw een lange tijd leegstond, werd het in het voorjaar van 2001 afgebroken en kwam er een nieuwbouw in de plaats.
Haesewint verwijst naar de hazewindhond, een snellopende (wind) hond geschikt om op hazen te jagen. Dit
ras was zeer populair bij de jacht van de edelen.
In feite had de huidige Hazewindstraat de naam Vichtestraat moeten behouden. De “Atlas” van 1846 duidt het
stuk van de Vichtestraat tussen de Hazewindstraat en de Waregemstraat aan als haezewindstraet, een chemin
de communication de celui de Courtrai à Waereghem à celui de Deerlijck à Vichte: 4,5 m breed en 198 m lang.
Heulselaan (Centrum): een nieuwe straat van 1995. Voor de uitleg: zie Biesbeke en Poekelaan.
Hoekstraat (Belgiek): afkomstig van de Heerelickhede Houfstraete, die afhing van het leen ter Twee Manscepen, zelf
afhankelijk van het Graafschap Vlaanderen langs het Leenhof van Harelbeke. Het woord veranderde omstreeks 1700-1725 van Houfstraete naar Houckstraete (1747). De vraag blijft: waarom?
De gronden van de Heerlijkheid in Deerlijk lagen langs beide zijden van de Hoekstraat. De Kasselrijbeek vormde de grens met Vichte en Waregem. In het noorden was de Gaverbeek de grens.
De Houfstraete is de straat waar hoef groeit. Hoef of klein hoefblad wordt ook paardenklauw of paardenhoef genoemd. Het klein hoefblad (Tussilago farfara) is een 10-30 cm hoge vaste plant. Het is een pioniersplant die zich vooral tussen grassen op hellingen thuisvoelt. De gele bloemen lijken op Paardenbloemen. Op deze hellingen helpen de tot 1,5 m lange wortelstok en zijn uitlopers de grond vast te houden.
Hellingen naar diepe wallen waren er genoeg in deze amper 1 km lange straat. Er waren drie historische omwalde hoeven aanwezig. Twee wallen bestaan nog of tenminste nog gedeeltelijk. De wallen liggen tegen de straat, dus een goede verankering is nodig, anders kalft de straat af. Deze hoeves zijn/waren:
Hof Houfstraete, Hoekstraat 6. De hoeve staat op de grond van de vroegere heerlijkheid Houfstraete. De wal is nog aanwezig, de hoeve is heel verbouwd.
’t Klaverhof, Hoekstraat 1. De nog actieve boerderij met een grote wal heeft zijn naam te danken aan een gevelsteen waarin een “klaver” afgebeeld is.
De verdwenen omwalde hoeve Goed ter Geest, Hoekstraat 2. Verdwenen en opgeslorpt door de Nijverheidslaan.
De drie hoeves hadden één zekerheid: de wallen stonden praktisch nooit droog. Immers, ze liggen in de nabijheid van de Kasselrijbeek, de Alfortbeek en de Wijmelbeek die er in de omgeving uitmonden in de Gaverbeek.
Zie voor “hoefblad” ook naar de Wafelstraat, waar “wafel” (“woaffle” in ’t Deerlijks) een soort (on)kruid is dat zoet smaakt. Opzoekingen leerden ons dat dit (on)kruid Heracleum sphondylium of de gewone berenklauw is.
Hoogstraat (Centrum): het middenste stuk van de aloude Grooten heirwegh van Cortryck naer Waereghem. Deze heirweg bestond in Deerlijk uit de Kortrijkse heerweg-Hoogstraat-Waregemstraat. De naam “hoog-” verwijst naar de zandrug/hoogte waarop de heirweg aangelegd werd.
De Hoogstraat kreeg vrijwel onmiddellijk een antagonist: de “Laagstraat”, in ’t Deerlijks uitgesproken “Leegstraat”, ook soms “Neerstraat” genaamd (zie René De Clercqstraat).
Van 1927 tot ca. 1970 was de omgeving van de kerk onderverdeeld in 3 delen: ten westen, oosten en zuiden het “Pieter Jan Renierplein” en de “Plaats”; ten noorden het “Hugo Verriestplein”: kant van de kerk. De overkant (huizen) bleef Hoogstraat.
Houtekietstraat (Sint-Lodewijk): deze straat, die al bestond in 1634, was oorspronkelijk een zijtak van de Kapelstraat, maar kreeg in 1993 een aparte naam. De naam verwijst niet naar de roman van Gerard Walschap uit 1939 en ook niet naar de Uitgeverij Houtekiet, genoemd naar de roman van Walschap. Deze uitgeverij ontstond in 1986.
Het verhaal van Walschap gaat over de zwerver Jan Houtekiet die op de heide leeft. Voor een boerendochter, die hij zwanger gemaakt heeft, bouwt hij een huisje. Al vlug komen er anderen in de omgeving wonen en zo ontstaat er het nieuwe dorp Deps. De nieuwe gemeente volgt de regels van de buitenwereld en zeker die van de kerk niet. Zo krijgen de meeste vrouwen van het dorp een kind van de vitale Jan!
Een renteboek van 1634 vermeldt oost ant straetken een mersch ghenaempt den houttekiet hofstede eertijts behuust.
Sommigen menen dat houtekiet betekent: een kit van hout, zoals bv. een kolenkit of kolenemmer. Ik vind dit maar niks en geloof eerder in de naam houtekeet, verwijzende naar de beschrijving hofstede eertijts behuust. Wellicht stond op het erf een schamele houten keet/gebouw/loods of kot. De van Dale beschrijft “keet” als gebouwtje van tijdelijke aard en tot tijdelijk verblijf van bv. landarbeiders.
Houtekietstraat: een straat waar enkel een houten keet stond.
Kaderstraat (Sint-Lodewijk): het woonproject is gelegen ter hoogte van de Windhalmlaan en is bereikbaar via de Kapelstraat, Oliebergstraat, Windhalmstraat en de Klokkeweg (trage weg of kerkwegel).
De gemeenteraad van 4 juli 2019 opteerde voor Kaderstraat (advies van de cultuurraad) en niet voor Kaderfabriekstraat (advies heemkring). Er zou immers verwarring kunnen ontstaan tussen de Kaderfabriekstraat en de Fabriekstraat op de Belgiek?
Er zijn nochtans veel dergelijke verwarringen in Deerlijk: Tapuitstraat – Kleine Tapuitstraat, Kapelstraat – Kapel ter Rustestraat, Heestertstraat – Heestertse steenweg, Klijtstraat – Kleine Klijtstraat, Vichtestraat – Oude Vichtestraat – Vichtesteenweg, Kerkplein – Kerkstraat, Otegemstraat – Otegemse steenweg.
Kaderstraat: deze ingekorte naam (Kaderfabriekstraat) verwijst naar de plaats waar de kaderfabriek N.V. Deknudt Remi stond.
Kapelstraat (Sint-Lodewijk): zie Kerkstraat
Vóór 1666 (bouw van de Capelle te Keijselberghe, voorloper van de kerk van 1869) was dit de Keijselberghestraete, Keyselbergestraete, Keiselberghenstraete, verwijzende naar de vele keien, kiezels/keisels en het grint in de leemklei.
Kapittelstraat (Sint-Lodewijk): deze straat van de verkaveling inwaarts de Oude Pastoriestraat op de voormalige Europalsite dateert van 2015.
In 1666 werd de Capelle te Keijselbergh(en) opgericht (zie Andrieslaan).
Vanaf 1804 tot 1855 werd deze kapel bediend door proosten (in totaal tien), afkomstig van het Harelbeekse
Sint-Salvatorkapittel, vandaar Kapittelstraat.
Kardinaal Cardijnlaan (Centrum): genoemd naar Jozef Leo Cardijn (Schaarbeek 1882 – Leuven 1967), een priester die in 1965 tot kardinaal werd verheven vanwege zijn verdienste als stichter en bezieler van de KAJ of de Kajotters (Katholieke Arbeiders Jeugd).
De begrafenisplechtigheid vond plaats in de basiliek van Koekelberg. Cardijn kreeg zijn laatste rustplaats in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Laken, waar de leden van de koninklijke familie begraven liggen.
Voor onze gemeente valt op dat de figuurlijke rechterhand van Cardijn een Deerlijkse vrouw was, nl. Maria Meersman (Deerlijk 1923 – Kortrijk 2002).
Zij werd geboren op de Belgiek in de Vichtestraat. Na haar lagere school op de Belgiek en na haar middelbaar studeerde ze verder in Gent. Ze werd regentes handelswetenschappen en gaf enkele jaren les aan het Technisch Instituut Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand te Kortrijk.
In 1945 werd ze nationaal vrijgestelde en in 1948 nationaal voorzitster van VKAJ, de vrouwelijke afdeling van de KAJ.
Van 1956 tot 1961 was Maria internationaal vicevoorzitster van de internationale KAJ-beweging. In deze periode was ze de rechterhand van kardinaal Jozef Cardijn. Ze hielp hem om de KAJ en VKAJ internationaal uit te bouwen. Ze maakten hiervoor verschillende internationale reizen: het Midden-Oosten, het Verre Oosten, Australië, Nieuw-Zeeland en Japan.
In 1959 werd ze samen met Cardijn door paus Johannes XXIII ontvangen. Vanaf 1961 werkte Meersman in Rome waar ze grote congressen voorbereidde.
Het jaar 1964 bracht een carrièrewending. Ze ging aan de slag als bediende bij de KAV (Kristelijke Arbeiders Vrouwengilde) te Brussel, vanaf 1973 als interim secretaris en in 1975 als algemeen secretaris.
In 1983 ging ze op pensioen en kwam naar Deerlijk terug in de Pikkelstraat.
Al vlug werd ze in Deerlijk de plaatselijke verantwoordelijke voor de KBG (Kristelijke Beweging van Gepensioneerden) en was vanaf 1991 voor enkele jaren nationaal medevoorzitster en voorzitster van het verbond Kortrijk van deze vereniging.
Keizelbergstraat (Sint-Lodewijk): een van de vijf benamingen voor de huidige wijk Sint-Lodewijk. De vier andere zijn: Bottenhoek, Olieberg, Pladishouck (Pladijshoek) en Sint-Lodewijk (Saint-Louis, Sellewie).
De capelle ter keyselberghe werd gebouwd in 1666 (zie Andrieslaan. De Keizelbergstraat verwijst naar deze oude benaming voor het huidige Sint-Lodewijk.
De naam “Keizelberg” is niet uitzonderlijk. In Moorsele is er eveneens een “Kezelberg”. Het wijst op een hoogte/heuvel waar veel kiezel/grint in de grond zit. In Moorsele verklaren ze “Kezelberg” als: … de naam zou komen van de kiezels die je er in de ondergrond aantreft.
Andere plaatsen waar de naam Keizel, Keyzelaere, Keyselaert, enz. voorkomt, zijn: Noordschote, Poperinge, Oedelem, Schore, Les Moëres (F, Nord) en Renescure (F, Nord). Een verfranste vorm van “keizelberg” komen we tegen in Salperwick (Pas-de-Calais): Quesselbergue.
Deze straat van de verkaveling inwaarts de Oude Pastoriestraat op de voormalige Europalsite dateert van 2015.
Kerkplein (Centrum): vanaf 1927 tot ca. 1970 was de omgeving van de kerk onderverdeeld in drie delen. Ten westen, oosten en zuiden had je het “Pieter Jan Renierplein” en de “Plaats”. Ten noorden bevond zich het “Hugo Verriestplein”
maar alleen de kant van de kerk, de huizen aan de overkant bleven Hoogstraat.
Van de Waregemstraat tot het kruispunt met de Harelbekestraat was het Hoogstraat met ongeveer in het midden en enkel links een 50-tal meter Hugo Verriestplein!
Omstreeks 1970 kregen de straten ten westen, zuiden en oosten van de Sint-Columbakerk één naam, het Kerkplein. Het Hugo Verriestplein verloor zijn naam en werd opnieuw een deel van de Hoogstraat.
Het nuchtere verstand van de gewone Deerlijknaar had het gewonnen tegenover het “verstand” van de politici: wie onderbreekt er een straat om middenin een klein stukje van naam te veranderen?
Kerkstraat (Sint-Lodewijk): heette vroeger de Capellestraete en vormde een geheel met de huidige Kapelstraat. De naam van deze eeuwenoude weg tussen Vichte en het huidige Sint-Lodewijk is ontstaan in 1666. Toen werd er immers op de huidige wijk Sint-Lodewijk een kapel gebouwd (zie Andrieslaan).
De Capellestraete was de weg naar die nieuwe kapel. Toen er in 1869 een nieuwe kerk kwam, bleef het gedeelte tussen Sint-Lodewijk centrum en Vichte de naam Kapelstraat behouden.
In 1941 werd besloten de straat te splitsen. De straat was immers zeer lang (van Vichte naar Zwevegem) en door het alsmaar bijbouwen van huizen kreeg men problemen met de huisnummers. Het gedeelte naar Vichte kreeg de naam Kerkstraat of de weg naar de kerk. Het andere gedeelte richting Koevoet bleef Kapelstraat of de straat naar de kapel van 1666, die er na de bouw van de kerk, nog een tijdje was blijven staan.
Vóór 1666 was dit de Keijselberghestraete, Keyselbergestraete, Keiselberghenstraete, verwijzende naar de vele keien/kiezels (keisel) en het grint in de leemklei.
Ketsersstraat (Molenhoek): een nieuwe straatnaam in een verkaveling van ca. 1990. Een ketser was eigenlijk een molenaarsknecht die het graan bij de boeren ophaalde en het daarna gemalen terug thuis bezorgde.
Deze straat was vroeger (landboek 1747) een wandelpad of liever een molenweg naar de “Molen te Zande”. Dit weggetje liet de boeren en ketsers toe om rechtstreeks tussen de weiden en landerijen te trekken om zo geen omweg te moeten maken.
Klauwaardstraat (Centrum): de naam “klauwaard” verwijst naar het Vlaamse karakter die men deze wijk wou geven als reactie op de enkele jaren voordien ontstane Koningswijk. De naamgeving had dus, zoals bij de Blauwvoetstraat en de
Groeningestraat een politiek tintje.
Een “klauwaard” is een aanhanger van de anti-Franse burgerlijke partij tijdens de Vlaamse woelingen omstreeks 1300. Later kreeg het woord de betekenis van flamingant. In het wapenschild van de leider van de klauwaards stond de klimmende leeuw met scherpe klauwen.
Kleine Brandstraat (Statiewijk): had de Paeter Straet (Paterstraat) moeten heten volgens de Popp-kaart van 1853.
De straat begint in de Pladijsstraat net over de spoorwegovergang en eindigt aan het kruispunt met de Oude Heerweg. Een groot deel van haar tracé ligt op de grens Deerlijk-Zwevegem.
Het eerste stuk van de Oude Heerweg vanaf het kruispunt heette vroeger de Kleyne Brand Straet.
Kleine Klijtstraat (Belgiek): kreeg haar naam pas na ca. 1870. Voordien was het gewoon een chemin de Servitude publique du Breestraet au hoekstraet.
De naam heeft niks te maken met de Klijtstraat, maar bij gebrek aan inspiratie voor een andere naam, doopte men dit weggetje tot Kleine Klijtstraat. Ze was in 1846 1,5 m breed en 650 m lang.
Kleine Tapuitstraat (Statiewijk)
Zie Tapuitstraat.
Klijtstraat (Belgiek): is in feite het verlengde van de Pontstraat.
Kleitstraete, Klijtestraete, Kleitestraet heeft haar naam te danken aan de klei, in het dialect klijte met nadruk op de “ij”, die er aanwezig is.
In vervlogen tijden werden stenen gebouwen opgetrokken met bakstenen die ter plekke gebakken werden. Vermoedelijk was de omgeving van de Klijtstraat de Deerlijkse “goudmijn” voor de aanvoer van klijte.
In Ingooigem heb je de Klijtberg tegen de grens met Vichte. Zo heeft iedere gemeente ergens een straat of een wijk die verwijst naar klijte/klei.
Klokkestraat (Sint-Lodewijk): de Trage Weg (TW) van de kerk van Sint-Lodewijk naar de Windhalmlaan richting Kapelstraat had vroeger de naam Klokkeweg. Het deel van het wegeltje dat op heden nog bestaat, kreeg in maart 2019 opnieuw de naam Klokkeweg (TW 64). Het verdwenen gedeelte liep naar de huidige Kapelstraat.
Voor verdere uitleg: zie Kaderstraat.
Knokbosstraat (Statiewijk): deze zijstraat van de Veemeersstraat werd in 1988 goedgekeurd door de Gemeenteraad.
De oudste attestatie van de naam dateert van 1827: … bij den Knockbosch ….
Dit bos, een bos aan of op een “knok”, situeerde zich ten noorden van de Tapuitstraat ter hoogte van de kruising met de Veemeersstraat.
Kribbenstraat (Centrum)
De straatnaam werd goedgekeurd in de gemeenteraad van 25 oktober 2001.
De straat verwijst naar de “kribbendienst”. Deze “dienst” bestond erin dat die gronden bezwaard waren met de plicht om de vorstelijke paardenstallen te Harelbeke van haver en stro te voorzien, telkens als de graaf van Vlaanderen zich in deze stad bevond. Daardoor werden ze vrijgesteld van de betaling van de jaarlijkse cijns aan de Spijker van Harelbeke,
iets waarmee alle andere Spijkerlanden waren belast.
Kruisputstraat (Molenhoek)
Ligt in de verkaveling “Eigen Erf en Huis”. De weg is genoemd naar een vroegere waterpoel in de velden van het “Goed ter Lisch” in de Geeststraat. Die poel zou er gekomen zijn door een obusinslag tijdens WO I en lag ca. 50 m ten zuiden van de betreffende weg. De straat bestaat sedert 1990.
Lisch is de Deerlijkse spraakvervorming van Leers. Denk aan de familie Deleersnijder of kortweg Lèskes. De officiële naam van de hoeve in de Geeststraat is “Goed te Leers”, verwijzende vermoedelijk naar de gemeente Leers in Noord-Frankrijk en de Belgische gemeente Leers-Nord in Henegouwen, tot 1779 één gemeente.
Sedert 1977 is Leers-Nord een deelgemeente van Estaimpuis (Steenput) geworden. Vergelijk Leers en Leers-Nord met Wervik en Wervicq-Sud. In 1713 werd Wervik in twee gesplitst: het deel op de linkeroever van de Leie werd Frans grondgebied, het deel op de rechteroever bleef Oostenrijks. De naam Wervicq-Sud is pas in 1790 ontstaan.
Leon Defraeyeplein (Centrum)
Op die plaats stond sedert 1928 de weverij J. & H. Descheemaeker Cie. De toegang was gelegen in de Comm. Edm. Ameyestraat.
Leon Defraeye (Deerlijk 1899-1977) was een heemkundige, folklorist en auteur. Vader Jan Baptist was wever bij de firma Descheemaeker en werd er later meestergast.
Na WO I kon Leon, na een tijd beroepsmilitair te zijn geweest, aan de slag als bediende in de nieuwe fabriek van Descheemaeker in de Harelbekestraat. In 1928 werd de firma J. & H. Descheemaeker Cie opgericht en na een tijdje kreeg de familie Defraeye er de meerderheid. Leon werd er sociaal directeur. Al vlug veranderde het opschrift van de fabriek langs de Harelbekestraat van J. & H. Descheemaeker Cie naar Etablissement Defraeye.
Na WO II verkeerde de firma in moeilijkheden en in 1955 ging ze in vereffening. Daarna kwamen de gebouwen in handen van de firma Busschaert.
Midden 1981 werden de gebouwen gesloopt. “Mijn Huis” bouwde er 38 sociale appartementen, die begin 1983 af waren. Het hele blok kreeg de naam “Leon Defraeyeplein” als eerbetoon aan Leon Defraeye.
In 1932 nam Leon deel aan de gemeenteraadsverkiezingen. Hij bleef in de gemeenteraad tot 1970 en werd meerdere malen eerste schepen.
Al vroeg was Leon geïnteresseerd in heemkunde en folklore. Bij de oprichting van de Heemkring Dorp en Toren vzw begin maart 1977 aanvaardde Leon het erevoorzitterschap van de vereniging. Nog geen maand later stierf hij.
Lisbonnastraat (Belgiek)
Tot de aanleg van de E3 (nu E17) in 1968 was deze straat een deel van de Pontstraat. Met de aanleg van de autosnelweg werd het stuk van de Pontstraat, tussen de Schragenstraat en het kruispunt met de Tapuit- en Klijtstraat, in tweeën gesplitst. Het afgesplitste deel bleef Pontstraat, wat veel verwarring veroorzaakte.
Het deel behorende tot de Belgiek kreeg pas in 1991 de naam Lisbonnastraat, naar het gelijknamige café dat toen op het kruispunt van de Tapuit-, Pont- en Klijtstraat stond. Café Lisbonna had toen als adres Tapuitstraat 2 en behoorde tot de Statiewijk.
In de lijst van de herbergen van 1779 is er sprake van het huys ende herberghe bewoont by francis vanden broucke genaemt Lisbonna … sonder eenigh octroy ote uythanghbert … van 30 ende meer jaeren geleden.
Het café bestond dus sedert ca. 1745 en had toen geen naam. Wellicht in 1755 of kort erna kreeg de herberg een naam, nl. “Lisbonna”, verwijzende naar de hoofdstad van Portugal: Lissabon. Op 1 november (Allerheiligen) 1755 om 09.40 uur was er een aardbeving in Lissabon, een van de meest vernielende en dodelijkste in de geschiedenis van Europa: tienduizenden doden! De beving werd gevolgd door een tsunami of vloedgolf en een brand die vrijwel heel Lissabon vernielde. Ook de Algarve in het zuiden werd geheel verwoest. De schok was voelbaar van Afrika tot Finland en had een sterkte van 9 op de schaal van Richter.
De Amerikaanse seismoloog Charles Richter en zijn Duitse collega Beno Gutenberg stelden deze schaal op in. Ze rekt van 1 tot 12 en hoger. Een aardbeving tussen de 9 en 9,9 komt eens in de 20 tot 30 jaar voor.
Twee van de recentste waren de tsunami (vloedgolf) in de Indische Oceaan (2004) en deze in Sendai (2011). Tot nu toe waren de bevingen van 9 op de schaal de ergste. Van 10 en hoger zijn er nog nooit waargenomen.
Het café hield op met bestaan halverwege de jaren 1980 en is nu omgebouwd tot een privéwoning.
Het andere deel van de Pontstraat tussen de E3 en de Schragenstraat kreeg in de gemeenteraad van 28 maart 1989 de naam Ter Donkt.
Lisdoddestraat (Centrum): zie Zeggestraat.
Lisdodde of de grote lisdodde is een tot ruim twee meter hoge plant aan voedselrijke oevers met lange, grote bladeren en een karakteristieke bruine “sigaar” aan het uiteinde van zijn stengels.
Lisstraat (Centrum): zie Zeggestraat.
Lis is een geslacht uit de lissenfamilie. Zowel het geslacht als de soorten worden in de volksmond Iris genoemd. Lissen worden al lang door de mens gebruikt. In de Egyptische piramiden zijn afbeeldingen van lissen te vinden, die stammen uit 1.500 v. Chr.
De verschillende soorten lissen komen algemeen voor in de noordelijke, gematigde klimaatzone.
Marie de Plothostraat (Centrum-Molenhoek)
Een nieuwe verkaveling van 2012 tussen de Vichtestraat en de Disstraat inwaarts de Waregemstraat.
In 1747 werden de gronden waarop deze verkaveling grotendeels ligt, beschreven als … landt, zuijdt den heer Baron van inglemunster, west den heer Grave van wonsheim … hape landt, oost … den heer baron van inglemunster zuijdt den heer baron van inglemunster … Eigenaar: den heer Grave van wonsheim heere deser prochie … landt, … noort den heer Grave van wonsheim … Eigenaar: den heer Baron van inglemunster. Van twee andere percelen was de baron van Ingelmunster tevens de eigenaar.
De verkaveling zou dus in een ver verleden toebehoord hebben aan de baron van Ingelmunster en aan de heer van Deerlijk. In 1747 was Pieter de Cassina, dorpsheer van Deerlijk, graaf van Wonsheim en baron van het land van Boelare, gehuwd met Marie de Plotho, een telg van de Ingelmunsterse dorpsheren de Plotho.
De Marie de Plothostraat ligt rechtover de verkaveling “De Heerlijkheid”, waar er een Wonsheim- en Boelarestraat is, verwijzende naar de vroegere dorpsheren van Deerlijk. Met deze laatste twee straten en de De Cassinastraat hebben we nu in Deerlijk alle titels van onze vroegere Deerlijkse heren opgesomd.
Marquettestraat (Centrum)
Met de aanleg van de Ringlaan N36 werd de Marquettestraat in tweeën gesneden. Om praktische redenen werd besloten het deel waar het kleinste aantal huizen stond, te veranderen van naam. Het werd de Gaversstraat, want het is de enige weg in Deerlijk waar je met de wagen naar het domein “De Gavers” kunt rijden. De naam werd goedgekeurd in de gemeenteraad van 1 oktober 1990.
Men kon geen betere naam vinden. De Popp-kaart van 1853 vermeldt een zijstraat van de Marquettestraat als Gaever Straet, nl. de straat rechts net over de nieuwe Braamplukkerbrug richting Statiewijk. Het Landboek van 1747 spreekt zelfs van de groote ende cleine gaverstraeten.
“Gaver” betekent moeras. “Gaver” is zowel in West- als in Oost-Vlaanderen gekend: denk aan de gemeente Gavere, aan “De Gavers” in Geraardsbergen, enz. In Geraardsbergen ontstond de Gaverplas door de zandwinning voor de aanleg van het industrieterrein in Schendelbeke (1974); bij ons door zandwinning voor de aanleg van de E3 (1968). Voor meer “Gaver”-namen en “Gaver”-plaatsen: zie Gaversstraat.
De naam “Marquettestraat” is afkomstig van de Cisterciënzerinnenabdij van Marquette bij Rijsel: … d’abdije van marquette by Ryssele vrauwen was ghefondeert Int jaer twaelf hondert ende dertich … (sommige bronnen vermelden 1226).
Cisterciënzers, oorspronkelijk uitsluitend mannen, namen zich voor zelf op het land te werken en dus geen heerlijkheden te aanvaarden, alleen cijnsgrond waarvan zij dan de laten (horigen) zouden zijn.
Bij wijze van uitzondering aanvaardde de Cisterciënzerinnenabdij van Marquette in 1236 wel een heerlijkheid, nl. de Gavers te Harelbeke-Deerlijk. Later kwamen er nog gronden bij in Zwevegem en Kortrijk.
De eerste vermelding van Marquette in Deerlijk dateert van april 1232, twee à zes jaar na de stichting: … F[ernandus], Flandrie et Hainonie comes, et J[ohanna], uxor eius, … Sigerus de Curtraco, miles, legitime vendidit monasterio … quinquaginta raseriarium avene quem Johannes de Gavera … ex ponte de Terlengehem [Deerlijk] … Fernand, graaf van Vlaanderen en Henegouwen, en zijn vrouw Johanna … 50 razieren evene (haver) bij de brug van Deerlijk.
Een tweede vermelding is van januari 1393: … de terres à Deerlyck à lui [Jean de Medele, baljuw van
Oudenaarde] accordé par l’abbaye de Marquette …
Een derde vermelding dateert van 1453: Lonis de Cueninc f. Ruggers in Haerlebeke nemt in hueringhen ende te loyalen pachte jeghen de abdesse ende convent vanden cloostere van Maerkette bi Ryssele al tgoed land Bosch mersschen … toebehorende den vorseide cloostere streckende in de prochien van Haerlebeke ende Derlicke …
Bijna al deze gronden lagen aan beide zijden van een straat tegen en op de grens met Harelbeke. Vandaar dat de straat gewoonweg de Marquettestraat genoemd werd. Meer zelfs, ze was eigendom van de abdij.
Het landboek van 1747 vermeldt op de laatste bladzijde: Mevrauw Dabdesse van marquitte [eigenares] … de groote, ende Cleine gaverstraeten bij de selve mevrauw abdesse verpacht … Ja, de abdis verpachtte haar straat en wie ze gebruikte, betaalde tol. Ik denk dat dit de eerste tolheffing was op een weg in Deerlijk.
Meynaertkouter (Centrum-Molenhoek)
Deze straatnaam werd goedgekeurd in de gemeenteraad van 27 augustus 1992. De straat ligt rechtover de Desselgemstraat.
In een renteboek uit 1778 van de Gentse Sint-Pietersheerlijkheid behoorden de percelen, waar de nieuwe huizen kwamen, tot den Meynaert coutere.
Meynaert is een Germaanse persoonsnaam. “Kouter” is afgeleid van het Latijnse “cultura” en betekent bewerkt land. Een kouter is meestal een grote open akker, zoals bv. in 1302 de Groeningekouter.
Meynaertkouter betekent dus de kouter (akker) van mijnheer Meynaert.
Molenstraat (Sint-Lodewijk)
De Meulestraete of het Meulestraetje was de weg die leidde naar de Molen te Wulfsberghe, een houten graanwindmolen aan de noordzijde van de Wulfsbergstraat.
Hij stond op het hoogste punt van Zwevegem. Hij werd zeker opgericht vóór 1498, maar brandde af in 1662. In 1663 was hij al herbouwd.
Op dezelfde heuvel stond iets zuidelijker ook een houten oliewindmolen, het “Stampkot” genaamd. Vandaar dat deze molens gezamenlijk de “Wulfsbergmolens” als naam kregen.
Op 20 juni 1929 werd de laatste molen gesloopt.
In 1846 was de Meulestraet de chemin du cabaret de Trompe au Wolfsbergen: 4,0 m breed en 294 m lang. De weg viel onder de categorie Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit.
Op grondgebied Deerlijk verwijzen de Molenstraat en op Zwevegem de Wulfsbergstraat nog naar deze twee molens.
Muldersstraat (Molenhoek)
De nieuwe weg ligt op het tracé van een gedeelte van de oude sentier 56. Deze voetweg liep net naast de verdwenen molen te Zande. Deze hing eertijds af van de heerlijkheid Buusveldt en Winghene. Een eerste vermelding van de molen dateert van 1675.
De heerlijkheid wordt reeds in 1420 vermeld en strekte zich uit over Deerlijk en Meulebeke. Buusveldt en
Winghene werd in leen gehouden van de graaf van Vlaanderen, via diens leenhof in Harelbeke.
Het foncier was het deel dat nog rechtstreeks toebehoorde aan de heer en waarop gewoonlijk de centrale hofstede van de heerlijkheid stond. Het foncier is de huidige hoeve “Goed te Buusvelt en te Winghene”, Harelbekestraat 142.
Vermoedelijk bestond deze heerlijkheid vroeger uit twee aparte lenen, zoals blijkt uit een bron van 1512: de heerlickhede van Buusvelt ende tgoedt ende heerscip van Wynghene.
Naast de molen te Zande was de molen te Brande eveneens eigendom van de heerlijkheid. Beide molens lagen echter niet op de eigendom van de heerlijkheid. De reden daarvoor zal wellicht de grafelijke banmijl geweest zijn.
Daar er in de omgeving al namen voorkomen verwijzende naar het molengebeuren (Ketsersstraat, Windmolenstraat en Wiekeplein), stelde de heemkring voor om de nieuwe straat Muldersstraat te noemen. Mulder is een synoniem van molenaar.
De gemeenteraad besliste in zitting van 26 april 2012 de heraan te leggen straat tussen de Waregem- en de Ketsersstraat de naam “Muldersstraat” te geven.
Munkenhofstraat (Centrum-Molenhoek)
Een van de vijf straten in de verkaveling Beekstraat-Weverijstraat, goedgekeurd in 2008. Deze vijf zijn: Sint-Pietersabdijstraat, Munkenhofstraat, Broelstraat, Boelarestraat en Wonsheimstraat.
De hele verkaveling kreeg de naam: “De Heerlijkheid”. De vijf straten tonen immers zeer duidelijk aan hoe het
feodaal stelsel er in de Middeleeuwen uitzag en functioneerde.
Voor uitleg: zie Sint-Pietersabdijstraat.
Nieuwstraat (Centrum)
Was vóór de aanleg als straat een smal paadje tussen de huizen van de Hoogstraat naar de Schoolstraat. Wie met paard en kar van de Hoogstraat naar de Schoolstraat moest, diende t’ Kolf straetken (huidige Sint-Rochusstraat) of het Pontstraetjen (huidige Comm. Edm. Ameyestraat) te nemen. Te voet kon het rapper via een smal paadje. Men kon immers niet rond de Sint-Columbakerk vanwege het kerkhof. Met paard kon je zeker niet door het kerkhof, te voet wel maar je baande je door “Heilige Gewijde Grond” en ’s nachts spookte het op de dodenakker.
Omstreeks 1877 besloot men om van het smalle paadje een volwaardige weg te maken. Dat kwam vooreerst door de toenemende verkeersdrukte: textielbedrijven vonden in het centrum van Deerlijk geschikte bouwgronden voor hun weverijen en ververijen.
Een tweede reden was dat er bij die weg in 1876 een klooster met bijhorende meisjesschool opgericht werd. Deze school in de Hoogstraat had aan de westzijde dus een smalle voetweg.
Om de jeugd op het rechte pad te houden, besloot de parochie met de hulp van de kloosterzusters een zaal te bouwen langs dit wegeltje: de Patronage. Hier konden de jonge mannen hun zondagnamiddag doorbrengen onder de leiding van een onderpastoor en wat vooral belangrijk was: verlost van de eeuwige kwel van vleselijke lusten veroorzaakt door het “jonge vrouwvolk”.
Op het einde van de Nieuwstraat, bijna tegen de Vichtesteenweg, was er een “onderpastoorswoning”. De onderpastoor kon bijna vanuit zijn zetel de jonge mannen in het oog houden.
Zaten de meisjes in de Patronage, dan waren het de nonnen die alles onder controle hielden. Of er ’s nachts “vrij” verkeer was over de speelkoer tussen de woning van de onderpastoor en de woning van de nonnen weten we niet. De speelplaats is immers volledig afgeschermd van de straat.
Vermoedelijk had het weggetje vóór ca. 1877 de naam Ballingweg. Balling of banneling betekent:
persoon wie bij vonnis verboden is binnen een bepaald gebied te verblijven. In ons geval was het omgekeerd: men werd gedwongen om langs hier te komen, want langs de kerk was het verboden, werd men verbannen.
Na de promotie van voetpad naar openbare straat besloot men deze weg Nieuwe Straete te noemen. Het was immers eeuwen geleden dat er in het oude centrum van de parochie een nieuwe straat aangelegd werd, dus de keuze was vlug gemaakt.
Sindsdien is er op de Ploatse geen straat meer bijgekomen. Met de Ploatse bedoelen we het domein tussen de verkeerslichten (Harelbekestraat en Hoogstraat) en de Sint-Rochusstraat. Het noorden wordt afgebakend door de Hoogstraat, het zuiden door Kapel ter Rustestraat-Pontstraat-Dammeke-Schoolstraat.
Nijverheidslaan (Belgiek-Molenhoek)
Was vóór 1975 de Bliekheerstraat.
Het Landboek van 1747 vermeldt bij perceel 1643: … een groot stuck landt ghenaemt den blijkeer … De Bliekheerstraat begon aan het kruispunt van de Breestraat met de Vichtestraat en eindigde aan het kruispunt van de Geeststraat en de Hoekstraat. Een klein stukje van het oude tracé van de Breestraat tussen de E17 en de Vichtestraat ligt er nog.
Op de hoek van de Breestraat en de Vichtestraat stond café In de Bliekersknok, ook In den Bliekheer(s)knok genaamd. In de volksmond was het gewoon Den Blieker. In de woning werd er herberg gehouden vanaf 1910 tot eind jaren 1970. In 1981 werd de woning verkocht en afgebroken. Sindsdien staat er een nieuwe woning.
De naam “Bliekheer” gaat terug op “blijkeer”, dat “zware bocht” betekent. Een “keer” is een bocht in een weg en “blij” betekent zowel letterlijk als overdrachtelijk “lood”. “Bliekheersknok” betekent dan ook een “zware bocht” aan een klein plein (knok) waar verschillende straten bijeenkomen.
Na de aanleg van de E3 (nu E17) werd het gebied tussen de autosnelweg en de Bliekheerstraat omgevormd tot industriegebied. Al vlug kwamen er grote bedrijven, o.a. de Jumatt, en besliste men de Bliekheerstraat om te dopen tot Nijverheidslaan. De in diezelfde tijd nieuw aangelegde, kaarsrechte straat naar de Molenhoek kreeg eveneens de naam Nijverheidslaan. In de jaren 1990 veranderde de naam in Breestraat, wat logisch is. Immers vanaf de Belgiek tot op de brug van de E17 is het Breestraat en dan plots Nijverheidslaan.
Olekenbosstraat (Belgiek-Vichte)
Deze straat flirt met de grens Deerlijk-Vichte. Vanaf de Belgiek is het zowel rechts als links Deerlijk. Een 500 m verder is het links Vichte, behalve één huis (nr. 75) en rechts Deerlijk. Vóór de spoorweg is één huis rechts Vichte om dan over de spoorweg volledig Vichts grondgebied te zijn. De laatste 50 m is links de Olekenbosstraat (Vichte) en rechts de Kerkstraat (Deerlijk).
In de 17de eeuw had de weg de naam Boerenveltstraete. Wanneer de naam veranderde in Oolekenboschstraat weten we niet exact.
De naam zou verwijzen naar een “olijk bos”? Is dat dan een slecht, verwaarloosd bos of een prettig bos waar het aangenaam is om te vertoeven?
We denken eerder aan het middelnederlands woord “ole”, wat klaproos of papaver betekent. De gronden langs de straat zijn voor 100% zandgronden en dus weinig of niks waard voor land- of bosbouw. Wat er wel weelderig kan groeien zijn klaprozen. Denk aan de Verwoeste Gewesten in de streek van o.a. Ieper. Daar werden de vruchtbare gronden vier jaar omgewoeld door de bombardementen tijdens WO I en vergiftigd door de gaze. Telkens kwamen in het begin van de lente de klaprozen naar boven en uitsluitend klaprozen. Vandaar het gedicht van John McCrae, daterend van 3 mei 1915 in de omgeving van Boezinge (1ste gasaanval op 22 april 1915): In Flanders fields the poppies blow … In de Vlaamse velden bloeien de klaprozen.
Oliebergstraat (Sint-Lodewijk)
Heette vroeger het Rietstraetken.
Het zou ons verwonderen dat de naam afkomstig is van “riet”, een grassoort, die zich “jeunt” in sloten en plassen. We zitten immers op het hoogste punt van de gemeente, 40 m boven de zeespiegel. Daar vloeit alle water zo vlug mogelijk naar beneden en de bodem vormt zo geen ideale voedingsbodem voor riet.
Volgens L. L. De Bo in zijn Westvlaamsch idioticon is “riet” afkomstig van “rietsen”, op zijn beurt verwant of afkomstig van “rijdsen, rijtsen, riedsen, rietsen”. Een “rijdter, rieter” betekent “ketser”, een muldersknecht (molenaarsknecht) die het graan naar de molen voerde om het daarna gemalen terug te voeren naar de boer.
Het Rietstraetken of nu de Oliebergstraat was een weg gebruikt door ketsers. Ze konden langs daar zeer vlug het graan ofwel naar de Brandemolen (Oudenaardse heerweg) brengen ofwel via de Capellestraete en Molenstraat naar een van de twee Wulfsbergmolens net over de grens met Zwevegem.
De naam “Olieberg” bestaat niet enkel in Deerlijk maar ook in Moen (Zwevegem). In vroegere tijden schreef men olij berch of olijberch (1625), olieberch (1747) en Olie Berg (1850).
“Olie” heeft te maken met iets vettig. In Deerlijk situeert de Oliebergstraat zich tussen de verdwenen “Brandemolen” langs de Oudenaardse heerweg en de eveneens verdwenen twee molens op de Wulfsberg (Zwevegem).
Eén molen op de Wulfsberg was een “stampkot” of een molen waar olie gestampt/geperst werd uit het koren, de tweede molen en de “Brandemolen” waren klassieke korenmolens.
De boeren zelf of de ketsers van wat nu Sellewie Beneden genoemd wordt, moesten dus met het graan over de Olieberg (de Pladijsstraat bestond nog niet) naar de Wulfsberg en terug over de Olieberg met de olie. De straat over de berg was dus een toevoerweg voor olie.
In Moen situeert de Olieberg zich tussen de molen “Het Stampkot”, ook “Oliemolen Moerman” genoemd, Ter Moude 13, en de korenmolen “Hoogmolen”, meestal “Keibergmolen” genoemd, langs de Kwadestraat in Heestert. Hier hetzelfde verhaal met de Oliebergstraat in Sint-Lodewijk: olievervoer over de Olieberg.
Besluit: zowel het Rietstraetken als de Oliebergstraat zijn verwant aan elkaar. Het eerste is een straat die ketsers gebruikten om het graan naar een molen en het afgewerkte product, meel of olie, terug naar de boer te brengen. De Oliebergstraat betekent hier letterlijk de straat waarover de olie (het afgewerkte product) gevoerd werd.
Eigenaardig is dat er op de Kezelberg in Moorsele ook twee molens stonden, die vernield werden in 1914. Om van de ene molen naar de andere te gaan, moest men over de Kezelberg. Kezelberg/Keijselberghe is nu eenmaal ook een van de vijf benamingen van het gehucht Sint-Lodewijk, naast Olieberg, Pladijshoek en Bottenhoek.
Een laatste “bijna” overeenkomst tussen de twee “Kezelbergen” is: in Deerlijk is de berg 40 m boven de zeespiegel en in Moorsele 41 m boven de zeespiegel.
Olmenlaan (Centrum)
Was ooit een deel van de Pikkelstraat. Na de aanleg van de Harelbekestraat ca. 1854 zat er een stuk van de Pikkelstraat tussen die straat en de Kortrijkse heerweg.
Aangezien er geen huizen stonden, waren er dus ook geen problemen met huisnummers. Bij de verkaveling langs deze weg eind jaren 1960 werd beslist dit gedeelte Olmenlaan te noemen naar de olmen (iepen) die er aangeplant werden.
Ommegangstraat (Sint-Lodewijk)
Betekent letterlijk de “ommegang” of den toer rond de kerk.
Een ommegang is een kerkelijke processie waarbij het Allerheiligste (gewijde hostie) altijd aanwezig moest zijn. Het kan ook een galerij aan de buitenzijde van een gebouw betekenen. Bij een kerk was het meestal de Kruisweg met zijn 14 statiën. Deze statiën beeldden de plaatsen uit die Jezus passeerde vanaf het huis van Pilatus tot de berg Golgotha waar hij gekruisigd werd.
Op heden bestaat er in Sint-Lodewijk geen van beide meer.
Oude Heerweg (Sint-Lodewijk)
Was de voorloper van de Oudenaardse heerweg. Deze “snelweg” liep van Kortrijk naar Oudenaarde via Stasegem, Steenbrugge, de Iepersestraat en de Gaversstraat in Zwevegem. Eenmaal in Deerlijk volgde men het traject Oude Heerweg en Oudenaardse heerweg.
Bij de aanleg van de betere verbinding Kortrijk-Oudenaarde via Stasegem, Steenbrugge, Oudenaardestraat, in Deerlijk Stasegemstraat, Pladijsstraat en Oudenaardse heerweg, kreeg de Oude Heerweg meestal de naam van Auden Audenaerdschen heerweg.
Oudenaardse heerweg (Sint-Lodewijk)
Een van de twee “autosnelwegen” avant la lettre. Het tracé van deze weg zou nu bestaan uit: Stasegemstraat- Stationsstraat-Pladijsstraat-Oudenaardse heerweg. Het verlengde van de Stasegemstraat, dus op grondgebied Stasegem, heet nog altijd Oudenaardestraat, verwijzende naar deze aloude heerweg.
De Oudenaardse heerweg moest ook een beek dwarsen, de Slijpbeek. Als “autosnelweg” kon het hier niet bij een Plancke (zie Braamakker) of een Voorde blijven (zie Vichteknokstraat), maar was het een echte brug, de Vriesbrugghe. Of het een stenen of een houten constructie was weten we niet.
Wat “vries” betekent, weten we wel. Het is een verspreking door de jaren heen van “vlies”. In 1517 is er sprake van een stuk land in de nabije omgeving genaemt t Vlies velt. Dus zal de brug oorspronkelijk de Vliesbrugghe geheten hebben.
Daar het land tegen de beek lag, zullen er vele knotwilgen gestaan hebben. Wilgen hebben de eigenschap van ongeveer 1.500 l water per dag op te zuigen. Knotwilgen hadden daarbij het voordeel dat ze om de zeven jaar geknot werden en zo voor de bevoorrading hout zorgden voor het huishouden.
Vliesch betekent: de bos takken en twijgen die boven op de tronkwilgen groeien. Het vliesch van de knotwilgen afkappen.
Oude Pastoriestraat (Sint-Lodewijk)
Straat waar de eerste proosdij (huis van een proost) of de eerste pastorie stond. Ze had oorspronkelijk de naam Pastooryweg, verwijzende naar de pastorie die er kwam in 1855, het jaar dat de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen ontstond. Het was een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit en de sentier du Pladijshoek à Heestert: 1,5 m breed en 705 m lang.
Vanaf de oprichting van de capelle ter keyselberghe(n) in 1666 tot 1803 werd er in de kapel ieder zondag een mis opgedragen en ook op enkele Hoogdagen.
Vanaf 12 mei 1804 werd het gehucht officieel een Proosdij. De proosten werden geleverd door het Kapittel van
Sint-Salvator van Harelbeke. Woonden of overnachtten de geestelijken vóór 1804 soms in de sacristie van de kapel, dan hadden de proosten vermoedelijk bijna onmiddellijk een woning ter beschikking.
De eerste proost Dewyels had nog vóór de oprichting van de Proosdij aan de alarmklok getrokken. Op 26 maart 1804 had hij al een brief geschreven met daarin: … voor my te continueren gelyck ick nu 9 maenden hebbe gedaen [iedere dag Harelbeke – Sint-Lodewijk – Harelbeke] is my kostelyck en lastig, want tot harelbeke moet ik huyshuere betaelen als ik profitere, en alhier soude ik aen eenen gemynne prijs een huys konnen bekomen, het welck binnen desen somer sal gebauwt worden … De eerste pastorie stond in een zijstraat van de Capellestraete, nu Oude Pastoriestraat.
In 1859 besloot men een volledig nieuwe pastorie in de Capellestraet te bouwen en die was in 1860 klaar. In 1855 werd de status van Proosdij immers opgeheven en werd het gehucht een volwaardige parochie.
Sedert het verdwijnen van de parochie Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen is ook de laatste pastoor weg. Na een tijdje als secretariaat van de fusieparochies (Sint-Columba, Sint-Lodewijk en Sint-Anna op de Molenhoek) te hebben gediend, is de pastorie sedert 2019 verkocht aan een particulier.
Oude Vichtestraat (Belgiek)
Vormde tot vóór ongeveer 1854 (aanleg Vichtesteenweg) samen met de Breestraat en de Vichtestraat de cleene heirweg tussen Deerlijk Centrum en het Centrum van der Vichten (Vichte).
De Oude Vichtestraat verandert in Vichte van naam en wordt Deerlijkstraat, in de 15de eeuw de straete van den Upstal genoemd. Op het einde van de Deerlijkstraat, aan het kruispunt met de Beukenhofstraat, loopt de straat verder maar nu onder de naam Kerkdreef richting oude kerkske van der Vichten.
In de 17de eeuw had het gedeelte van de cleene heirweg de naam Crekelheedstraete. Deze naam verwees naar het stuk land op grondgebied Vichte, genaamd Crekelheet, een stuk land/heide (heet) waar vermoedelijk vele krekels vertoefden.
In 1992 kwam er een nieuwe verkaveling in deze omgeving: verkaveling Schaliënhof. Een van de straten kreeg de naam Krekelheedstraat, een zijstraat van de Deerlijkstraat.
Op de Belgiek krijgt de Oude Vichtestraat steevast de naam Gesstraote (Gersstraat, Grasstraat), waarschijnlijk verwijzend naar het vele gras dat in de straat stond tot eind jaren 1960. Pas dan werd de straat geasfalteerd en dan nog met koude asfalt (smeuïg tijdens warme dagen, vandaar de regelmatige aanvoer van steenslag)
Paanderstraat (Centrum)
In 1570 is het in derlicke ter paenderstrate/panderstraet. Dit is de enige Deerlijkse straat die over de grens met Beveren-Leie ook nog Paanderstraat heet.
Volgens Frans Debrabandere betekent de familienaam “Pander” een beroepsnaam voor een gerechtelijke beslagnemer, pandnemer. Vergelijk met de familienaam “Pandelaere (de), Pandelaers”, die beslag leggen op, verpanden betekent.
Misschien was het in die straat dat er eeuwenlang gerechtsdeurwaarders woonden. Of was er in die straat (Deerlijk of Beveren-Leie) een pandjeshuis, waar je goederen in pand kon geven. Dit kan verklaren waarom de straatnaam doorloopt buiten de parochie.
Paterstraat (Statiewijk)
De heemkring gaf het advies deze nieuwe doodlopende straat, beginnende op de grens van het Stationsplein en de Sint-Elooistraat, de naam Paterstraat te geven. De percelen D302 en D317bis van de oorspronkelijke kadastrale indeling, die betrokken zijn in de verkaveling zijn, vanaf het midden van de 17de eeuw tot aan de opheffing van die orde eigendom geweest van de Kortrijkse paters Jezuiëten. Bovendien blijken de Kleine Brandstraat en de Sint-Elooistraat, die vroeger in elkaars verlengde lagen omdat ze niet door de spoorweg waren onderbroken, de naam Paterstraat te hebben gedragen wanneer we kijken naar het Popp-plan van 1853.
De gemeenteraad keurde deze naam goed in zitting van 25 januari 1996.
Pieter Jan Renierstraat (Centrum)
De gemeenteraad volgde in zitting van 26 september 1991 het advies van de heemkring de naam Pieter Jan Renierstraat te geven aan de nieuwe straat die uitmondt in de Pontstraat. Historische toponiemen werden voor deze verkaveling niet gevonden. Pieter Jan Renier is de enige van onze drie groten die nog niet (of beter niet meer) met een straatnaam bedacht is. De verkaveling ligt ook niet zo ver van de plaats waar ooit de kostschool van Renier gevestigd was.
Pieter Jan Renier (Deerlijk 1795-1859) was een Vlaamse dichter, toneelschrijver, kostschoolhouder en onderwijskundige. Hij staat vooral bekend als fabeldichter en vertaler van de fabels van Jean de La Fontaine. Zijn vader Jan Joseph opende in 1792 te Deerlijk de eerste Franse school.
Toen vader stierf, zette Pieter Jan het schooltje verder. De school werd bekend en kreeg faam tot ver buiten Deerlijk. Hoewel de naam van de school, nl. Franse school, het niet deed vermoeden, bleef Pieter Jan zijn moedertaal trouw. Hij publiceerde zelf de Beginselen der Vlaemsche Spraekkunst.
Was het aanvankelijk eerst een gemengde school, dan werd deze in 1826 gesplitst in een jongens- en een meisjesschool.
De gemeenteraad volgde in zitting van 26 september 1991 het advies van de heemkring de naam Pieter Jan Renierstraat te geven aan de nieuwe straat die uitmondt in de Pontstraat. Historische toponiemen werden voor deze verkaveling niet gevonden. Pieter Jan Renier is de enige van onze drie groten die nog niet (of beter niet meer) met een straatnaam bedacht is. De verkaveling ligt ook niet zo ver van de plaats waar ooit de kostschool van Renier gevestigd was.
Pieter Jan Renier (Deerlijk 1795-1859) was een Vlaamse dichter, toneelschrijver, kostschoolhouder en onderwijskundige. Hij staat vooral bekend als fabeldichter en vertaler van de fabels van Jean de La Fontaine. Zijn vader Jan Joseph opende in 1792 te Deerlijk de eerste Franse school.
Toen vader stierf, zette Pieter Jan het schooltje verder. De school werd bekend en kreeg faam tot ver buiten Deerlijk. Hoewel de naam van de school, nl. Franse school, het niet deed vermoeden, bleef Pieter Jan zijn moedertaal trouw. Hij publiceerde zelf de Beginselen der Vlaemsche Spraekkunst.
Was het aanvankelijk eerst een gemengde school, dan werd deze in 1826 gesplitst in een jongens- en een meisjesschool.
Het eerste schoolgebouw stond in de Hoogstraat tussen de kerk en het Casteel, het eerste gemeentehuis van Deerlijk (nu Belfius).
Later werd een nieuwe school gebouwd op het Dammeke, rechtover het rustoord. Een muurplaat herinnert aan
zijn school.
Pikkelstraat (Centrum)
In 1633 de Pecquel straete, later Peckelstraet of Pickelstraete, in 1846 Pekkelstraet en vanaf ca. 1900 Pikkelstraat. Het oude tracé van de straat liep vanaf de Paanderstraat en liep tot aan de Kortrijkse heerweg: Pikkelstraat-Achterstraat-Olmenlaan. De Harelbekestraat is er pas omstreeks ca. 1854 gekomen.
Tot het laatste kwart van de 20ste eeuw was deze landelijke weg bebouwd met enkele historisch omwalde hoeves: De Mote en het Hof Matton, vroeger het Goed ter Scae(c)x. Scaex verwijst naar een van de eerst gekende eigenaars van de hofstede, nl. Johannes Scach.
Het Goed ter Scae(c)x was ten tijde van de dorpsheren De Cassina de verblijfplaats van deze adellijke familie. De hoeve vormde het centrum van de gelijknamige heerlijkheid die ontstond in de loop van de 11de eeuw.
Tussen 1976 en 1981 werden deze twee boerderijen en hun omliggende gronden deels privé en deels door de “S.V. Mijn Huis” uit Harelbeke verkaveld onder de naam “Koningswijk”.
Een andere omwalde boerderij Hof de Biesgracht, Pikkelstraat 68, bijna op de hoek met de Beverenstraat, bestaat nog. Het kreeg deze naam in 1991 verwijzende naar de Biesgrachtbeek die er ten noordoosten van ontspringt.
In Gijzelbrechtegem (Grijsloke) is er ook een Pikkelstraat, een straat of liever een helling die parallel loopt met de Holstraat, welbekend van sommige voorjaarsklassiekers.
Daar verklaart men het woord “pikkel” als een stoeltje met 1 pikkel (poot), die landbouwers gebruikten om hun koeien in de weide te melken. Meestal gebruikte men een driepikkel, maar hier een “eenpikkel”? Eigenaardig!
Waarom zouden ze enkel in die twee straten, Deerlijk en Gijzelbrechtegem, een “eenpikkel” gebruiken om te melken en in andere straten en gemeenten niet?
Volgens Frans Debrabandere in zijn Woordenboek van de Familienamen in België en Noord-Frankrijk is “Pecque(l)(t)” (oudste naam van de straat) – “Pecquet” – “Péchet” en “Peschet, Pesquet, Pe(c)quet, Péché, Pêcher, Pécher, Pecher”.
Het Oudfrans “peschet” betekent klein visje. De Pikkelstraat zou dus kunnen betekenen: de straat waar vele kleine visjes aanwezig zijn. Dat is goed mogelijk omwille van het feit dat langs deze straat minstens drie boerderijen gevestigd waren met hun wal tegen de straat.
Rekenen we de Driesknokstraat ook nog bij de Pikkelstraat, dan kwam er nog de omwalde hoeve Goed Scaecx ter Plancken bij. De Driesknoklaan ligt tussen de Paanderstraat en de Desselgemstraat en daar waren respectievelijk de omwalde hoeves Siongoed, Hof de Kruiskapel en de omwalde hoeves Goed ten Bruyele, Goed Scaecx te Bruyelstraete. Bruyel is het oude woord van “broel”, wat moerassig, drassig betekent; dus goed voor kleine visjes.
Een andere verklaring verwijst naar “pêcher”, Frans voor perzikboom: de Pikkelstraat zou dus de Perzikbomenstraat zijn. Het zou goed kunnen, want de Deerlijkse dorpsheren hadden er hun verblijf. De adellijke heren en dames hadden nogal vlug de neiging om exotische etenswaren van verre landen mee te brengen naar huis. Misschien stonden de eerste pêchebomen van Deerlijk in de Pêchestraat.
Een derde verklaring lijkt mij geloofwaardiger: “pikkelen” is het vijfde van de zes processen om van een dierenhuid leder te maken. Het looiproces bestaat uit de voorbereiding (1), ontharen, weken, kalken (2), ontvlezen (3), ontkalken en beitsen (4), pikkelen (5) en looien (6).
Het vijfde proces, nl. het “pikkelen” gebeurt als volgt: om de looistof goed met de huid te verbinden dompelt men de dierenvellen in een bad water aangevuld met zuur. Door de werking van het zuur op de huid kunnen de looistoffen makkelijker binnendringen. Een nadeel hiervan is dat de huiden opzwellen. Om dit te voorkomen wordt er zout toegevoegd die de zwelling tegenhoudt. Dit evenwicht (zout/zuur) tijdens het pikkelen is een van de belangrijkste stappen om kwaliteitsvol leer te bekomen. Als looistof werd in de middeleeuwen “eek”, de gedroogde bast van de eik, gebruikt. Na toevoeging van water aan de gemalen eek wordt het vies sapje “run” genaamd.
De betekenis van “Pikkelstraat” zou dus de straat kunnen geweest zijn waar er looistof (“eek” met water) geproduceerd werd. Op de grote boerderijen langs de straat stonden er wellicht voldoende eikenbomen die voor de nodige “eek” zorgden. Iedere hoeve had een grote omwalling, dus veel water, en in de nabije omgeving waren er meerdere beken.
Pladijsstraat (Sint-Lodewijk)
Deze weg loopt van de spoorwegovergang of den travèr op de Statiewijk tot aan het kruispunt met de Kerkstraat en de Ommegangstraat in Sint-Lodewijk.
Het gedeelte tussen de spoorweg en het kruispunt met de Oudenaardse heerweg is een deel van de aloude Audenaerdschen heerweg. Het vervolg van de straat dateert pas vanaf begin jaren 1870. Toen de straat geplaveid werd, kreeg ze aanvankelijk de naam Kassei/Kalsijde naer Deerlijk.
De Pladijsstraat verwijst naar een van de vijf namen voor het gehucht: Bottenhoek, capelle ter keyselberghe(n), Olieberg, Pladishouck (Pladijshoek) en Sint-Lodewijk (Saint-Louis, Sellewie).
Sommigen beweren dat “pladijs” afkomstig is van de familienaam “Pladis”, die er in de jaren 1500 voorkwam. Dit is weinig waarschijnlijk, want dan zouden er in Deerlijk ook Devos-, Dujardin-, Bulcaen- en andere straten geweest zijn. Deze namen kwamen immers veelvuldiger voor dan Pladis.
De naam is afkomstig van het Griekse woord “platus” en het Latijnse van het Grieks afgeleide woord “platea”. “Platus” betekent “plat” en verwijst naar het tamelijk grote plateau eenmaal je op de top van de heuvel staat. “Platea” betekent “(brede) straat”, destijds de Keijselberghestraete, Keyselbergestraete, Keiselberghenstraete genaamd. Deze was tot 1666 de naam voor de Capellestraete, die sedert 1869 is opgesplitst in Kerkstraat en Kapelstraat.
Het toponiem “Pladijs” komt ook voor in Pladijs (Hazebrouck (F, Nord), Oostkamp en Oeselgem), Pladijsdorp (Sint-Jan-Ieper), Pladiseken (Oostkamp), Pladijseweyde of Pladijsmeerschen (Damme) en Pladijsstuk (Elverdinge). Bemerk dat er op al deze plaatsen nooit een persoon met de naam “Pladijs” woonde.
Plantenweg (Statiewijk)
Was tot de aanleg van de E3 de Marquettestraat. Deze liep van de Kortrijkse heerweg tot aan de Stationsstraat.
Met de komst van de E3 werd een kort stukje straat van de Marquettestraat afgesneden tussen de E3 en de Stationsstraat. Om moeilijkheden maar vooral verwarringen te voorkomen, werd omstreeks 1975 beslist dit afgesneden gedeelte “Plantenweg” te heten verwijzende naar de plantenkwekerij “Gaverdal” en de bijhorende serres van de familie Bekaert.
Poekelaan (Centrum)
In 1995 kreeg een nieuwe zijstraat van de De Cassinastraat de naam Poekelaan.
Alle percelen die palen aan en doorsneden worden door de Poekelaan, ressorteerden tot aan de Franse aanhechting in 1795 onder de Heerlijkheid of Baronie van Poeke (thans een deelgemeente van Aalter).
De Heerlijkheid Poeke moet ontstaan zijn in de 10de-11de eeuw, de periode waarin grote heren en machthebbers de vroegere Karolingische domeinen onder elkaar verdeelden en door onderlinge afspraken een feodaal stelsel op poten zetten.
De Baronie van Poeke bezat vele leengronden. Voor onze streken was Beveren by Haerelbeke de “hoofdzetel”. Daar bevond zich de Vierschaar (rechtbank) voor de delen van de Baronie te Beveren-Leie, Deerlijk, Harelbeke en Waregem.
In Deerlijk bezat Poeke twee lenen: het leen Biesbeke en het leen ’t Hulsche of thuelschen. Daarom kreeg een andere nieuwe straat in de nabijheid van de Poekelaan in hetzelfde jaar 1995 de naam Heulselaan.
Pontstraat (Centrum)
Een pont, een veer of een veerpont is een breed plat vaartuig dat dient om voertuigen, paarden, mensen, enz. over een rivier te zetten. De Pontstraat verbond de veerponten tussen de Leie en de Schelde.
Om destijds van bv. Meulebeke naar Doornik te gaan, gebruikte men eerst het pont in Beveren-Leie om zo de Leie over te steken. Vervolgens reed men door de Pontstraat van Beveren naar de Pontstraat in Deerlijk om dan via de Pontstraat in Otegem en Heestert de Pontstraat in Avelgem te bereiken. Daar nam men het pont over de Schelde en kwam men in Schallafie (Escanaffles); dan via Celles, enz. richting Doornik.
In Deerlijk bestond de Pontstraat vroeger uit de Comm. Edm. Ameyestraat (het zgn. Strontstraatje), Ververijstraat, Pontstraat, Klijtstraat, stukje Olekenbosstraat, stukje Kerkstraat en Otegemstraat. Op bepaalde kaarten krijgt dit tracé, alle bovenstaande straten samen, de naam: Pontstraat.
Op de Popp-kaart van 1853 heet de Otegemstraat nog altijd de Pont Straet. Op diezelfde kaart heten de Klijtstraat en Pontstraat samen de Driesch Straet. Dat is niet verwonderlijk, want de Heerlijkheid Assche had haar “hoofdzetel” op de Dries, toen bestaande uit wat nu het Dammeke en de parking tegenover de school “Driesprong” is. Er stonden toen geen huizen op het Dammeke.
De dubbel omwalde hoeve van de heerlijkheid was gelegen waar nu het rustoord is.
Langs de Otegemstraat tegen de grens met Otegem lag een Bosch genaempt t’ haerlebeek-houdt … Dit uitgestrekt bos paalde zuidwaarts aan de hoeve “Hof ’t Haerlebekehout” en behoorde toe aan het foncier (het deel door de heer zelf gebruikt) van de Heerlijkheid Assche. Om van het bos naar huis te gaan, ging men via de Driesch Straet of de straat naar de Dries.
Proosdijstraat (Sint-Lodewijk)
Deze straat van de verkaveling inwaarts de Oude Pastoriestraat op de voormalige Europalsite dateert van
2015.
In 1666 werd de Capelle te Keijselbergh(en) opgericht. Van 1804 tot 1855 werd deze kapel bediend door proosten (in totaal tien) afkomstig van het Harelbeekse Sint-Salvatorkapittel, vandaar de naam Proosdijstraat. Proosdij kan zowel de functie van proost als de woning van de proost betekenen.
In 1855 werd Sint-Lodewijk een parochie en kwam de eerste pastoor.
René De Clercqstraat (Centrum)
Heette vóór 1941 Leegstraat, verwijzende naar “laag”. Dit straatje was de antagonist van de Hoogstraat.
Naast de naam “Leegstraat” kwam ook de naam “Neerstraat” soms voor.
René De Clercq (Deerlijk 1877-Maartensdijk (NL) 1932) had de gewoonte om zijn familienaam in twee woorden
te schrijven, alhoewel zijn officiële naam Declercq (geboorteakte) is. Hij was schrijver, dichter, politiek activist en componist.
René werd geboren in de Leegstraat in de herberg “Het Damberd”, waar sedert 1991 zijn museum is. Na een poging om voor dokter te studeren, schakelde hij al snel over op de studies Germaanse filologie. Van dan af zette hij zich in als Vlaams activist.
Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog vluchtte René naar Nederland. In juli 1917 keerde hij terug naar Vlaanderen. Ondertussen was de “Raad van Vlaanderen” opgericht, waarvan René in januari 1918 ondervoorzitter werd.
Tegen het einde van WO I vluchtten de leden van de “Raad van Vlaanderen” naar Nederland en Duitsland. De vrees voor repressie na de wapenstilstand deed De Clercq terugkeren naar Nederland, waar hij zijn in België in 1920 uitgesproken doodvonnis per brief vernam.
Nadat in 1929 de Amnestiewet van kracht werd, keerde hij eenmalig voor een kort bezoek terug naar Vlaanderen.
Rietstraat (Centrum)
Een van de vijf nieuwe straten in de verkaveling inwaarts de De Cassinastraat. De andere straten zijn: Lisdoddestraat, Lisstraat, Weegbreestraat en Zeggestraat. In zijn besluit van 12 juli 2018 volgde de gemeenteraad het advies van de heemkring.
Het te “ontginnen” gebied ligt van in immemoriaelen tijde in overstromingsgebied, in de nabijheid van de Gaverbeek en de omringende Gavermeersen. Het Landboek van 1747 spreekt van meersschen, wee (weide), enz. Het hele domein was dus van oudsher waterziek. Door de veelvuldige overstromingen van de Gaverbeek kon de nochtans vruchtbare grond enkel voor grasteelt gebruikt worden. Daarom werd er hier gekozen voor namen van planten die houden van moerasachtige ondergrond, verwijzende naar het gehele gebied.
Riet behoort tot de grassenfamilie. De plant is prominent aan waterkanten aanwezig. Riet kan 1 tot 3 m hoog worden. De stengel staat stijf rechtop en het 1 tot 3 cm brede blad met spits toelopende top is grijsgroen. Het riet bloeit van juli tot oktober met een 15 tot 40 cm lange, sterk vertakte, purperkleurige of bruinachtige pluim. De plant groeit in het water of aan de waterkant op natte, zoete tot brakke bodem, maar komt ook voor langs spoorwegen en in akkerranden of als onkruid in bouwland.
Rodenbachstraat (Centrum)
Was vroeger een deel van de Stationsstraat. Bij besluit van het schepencollege van 17 september 1959 werd het deel tussen de Hoogstraat en de Harelbekestraat gewijzigd in Rodenbachstraat. Toen de Stationsstraat geplaveid werd, kreeg deze de naam Kassei/Kalsijde naer St. Louis. Let wel, de naam Stationsstraat is er pas gekomen sinds de bouw van het station in Deerlijk in 1874. De spoorweg zelf ligt er sedert 1868.
Vóór de aanleg van de huidige Stationsstraat, werd dit gedeelte een Dosseweg genoemd. Het was toen een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit. De weg werd gedefinieerd als de sentier du Grooten heerweg [Kortrijkse heerweg-Hoogstraat-Waregemstraat] au Spinschoolstraet.
Toen de “Atlas der Buurtwegen” in 1846 uitkwam, was de spinschool in de Kapel ter Ruste gevestigd. Het begin van de Stationsstraat aan de verkeerslichten in het Centrum en de Kapel ter Rustestraat heette toen het Kappelleteruste straetjen: 3,3 m breed en 392 m lang. Dit straetjen was een chemin de Servitude et d’Exploitation en staat beschreven als de chemin du Grooten heerweg à celui de Deerlyck-Ooteghem (Pontstraat).
De Rodenbachstraat is niet genoemd naar het Roeselaarse roodbruine bier, maar naar Albrecht Rodenbach (Roeselare 1856-1880). Hij schreef poëzie, proza en toneelwerken die lange tijd de inspirerende symbolen van de Vlaamse Beweging zijn gebleven. Hij stichtte tal van studentenbonden en toneelmaatschappijen. Als aanstoker van de studentenopstand Groote Stooringe op 28 juli 1875 heeft hij een grote impact gehad op de emancipatie van de schoolgaande jeugd. Als studentenleider heeft hij de definitieve fundamenten gelegd voor de verdere uitbouw van de Vlaamse studentenbeweging.
Roelskouter (Centrum)
Een zijstraat van de Paanderstraat. Twee documenten van respectievelijk 1633 en 1773 tonen aan dat de percelen waarin de verkaveling van 1995 ligt, deel uitmaakten van het foncier van de Heerlijkheid te Roelins te Deerlijk, die een achterleen was van Vijve-Dendermonds, de dorpsheerlijkheid van Sint-Baafs-Vijve, Sint-Eloois-Vijve en Waregem.
De verkaveling loopt parallel met een poel uit de onmiddellijke buurt, die eigenlijk een verbreding was van de Alfortbeek en zich tot de aanleg van de Vogelwijk achter de woningen op het einde van de Mezenlaan bevond.
De oudere bevolking uit de omgeving heeft het nog steeds over de Roeling, wanneer ze het over deze overwelfde waterpartij heeft. De naam “Roeling” is waarschijnlijk afkomstig van de familie Roelens, die reeds in 1308 in onze streek aanwezig was.
Twee andere documenten noemen deze percelen roelscouttere, Roels Coutter, verwijzende naar de kouter
van (de familie) Roelens. In 1633 lezen we: … zuut jeghens de groote strate naer waereghem [Waregemstraat] … oost den Roels Coutter …
Rootland (Statiewijk)
“Rootland” is de titel van een roman uit 1912 van de Deerlijkse dichter en schrijver René De Clercq. Het boek gaat over het Vlaamse volksleven en is gelieerd met de vlasnijverheid.
Op de plaats van deze verkaveling uit 1991 stond vroeger de vlasroterij van de gebroeders Vandoorne. Zij rootten het vlas op een kunstmatige manier. Men liet het vlas in betonnen bakken met warm water weken tot de vezels loskwamen. In warm water ging dat veel vlugger dan in koud water. Vandaar dat er bij iedere roterij een hoge schoorsteen stond. Deze diende voor de afvoer van de rookgassen tijdens het verwarmen van het water en het produceren van stoom voor het aandrijven van bv. een zwingelmachine.
Vóór deze uitvinding van het “warm weken” werd het vlas in de Leie geroot, vandaar de bijnaam van “De Gouden
Rivier” of de “Golden River”. Goud verwijst niet alleen naar het vele geld dat de vlasnijverheid meebracht, maar ook naar de kleur van het rottingsproces van het vlas tijdens het roten. Een spijtig gevolg was echter de massale sterfte van de fauna in het water met de daarbijhorende stank.
Deze doodlopende straat was vroeger het laatste deel van de Eekevoetweg, een weg die begon in de Tapuitstraat.
Roterijstraat (Centrum)
Verwijst naar de voormalige vlasroterij van de familie Benoit.
De straat waar de roterij gevestigd was, behoorde tot de Kortrijkse heerweg. Bij besluit van het schepencollege van 24 april 1952 werd de weg tussen de Heirweg naar Kortrijk en de roterij gewijzigd in Roterijstraat.
Schepen Paul Vanaverbekestraat (Sint-Lodewijk)
Deze verkaveling bestaat uit 12 loten inwaarts de Otegemse steenweg en dateert van 2016. Een deel van de
buurtweg 72 werd in de nieuwe weg geïntegreerd.
Paul Vanaverbeke (Kortrijk 1946 – Ruddervoorde 1998) was leraar in het Sint-Jozefscollege in Kortrijk en was
van 1983 tot 1998 schepen van Deerlijk.
Het waren het schepencollege en de gemeenteraad die de naam kozen omwille van … de jarenlange inzet van
de heer Vanaverbeke als schepen … en het feit dat hij woonde in de buurt van de nieuwe woonverkaveling.
Paul woonde halverwege de Houtekietstraat.
Schoolstraat (Centrum)
Vroeger was er in deze straat een school gevestigd. De naam bestaat pas vanaf ca. 1855, toen de school al verdwenen was. Voordien was het het eerste deel van de cleene heirweg of de straat naar Vichte. Deze liep van het Kerkplein via de Schoolstraat, Sint-Rochusstraat, Hazewindstraat, Vichtestraat, Breestraat en Oude Vichtestraat tot aan de grens met Vichte. In Vichte heette de weg de straete loopende naer Deerlyck (nu Deerlijkstraat).
Een zekere Jacob Col(l)ies (°ca. 1786) was er schoolmeester vanaf de jaren 1820. Omstreeks 1833 gaf hij les in “’t Kruiske” op de Belgiek. Tussen 1846-1856 dook hij weer op in de Schoolstraat.
Hij overleed te Deerlijk op 23 januari 1864: … ten huijze van Jan Baptist Vanmeerhaeghe, Schoolstraet, is overleden Jacob Colies, oud 78 jaar, rondzwervende Onderwijzer geboorteplaets onbekend, ongehuwd zoon van Theodoor en van Marie Hinsterman …
In mei 1839 vestigde de 20-jarige August Derouck, komende als ondermeester van een kostschool in Zwevegem, zich als onderwijzer in de Schoolstraat. Op 1 januari 1851 werd hij benoemd tot gemeenteonderwijzer. Hij was tevens de eerste schoolmeester van de pas opgerichte gemengde gemeenteschool in zijn huis/school in de Schoolstraat.
Tot 1855 werd er in Deroucks huis in de Schoolstraat onderwezen. In datzelfde jaar werd de gemengde school gesplitst in een jongens- en een meisjesafdeling en verhuisde de te klein geworden school naar een nieuwbouw in de Harelbekestraat.
De Schoolstraat is dus niet de straat leidende naar de (meisjes)school (Nieuwstraat-Hoogstraat) maar de straat waar er ooit een school stond.
Schragenstraat (Centrum)
Deze straatnaam is het gevolg van een woordverhaspeling. In 1625 is er sprake van … up beede zyden
van Sgraven strate … en in 1762 van … S’gravensstraete …
De naam Schragenstraat duikt pas in 1846 voor de eerste maal op, namelijk in de Atlas van de Buurtwegen: de
Schraegenstraet staat er vermeld als de chemin du Braemakker au Klijtstraet: 4,0 m breed en 864 m lang. Het was een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit. Sedertdien wordt steeds de naam Schragenstraat gebruikt.
Vanwaar komt het woord “graaf/graven”? De Schragenstraat liep oorspronkelijk van de Pontstraat tot aan de
Stationsstraat. Het gedeelte vanaf het kruispunt met de Braamakkerstraat kreeg later de naam Vercruysse de Solartstraat.
Het Gaverkasteel langs deze laatstgenoemde straat was vroeger de hoeve “Het Goed ter Plancken”. Het Landboek van 1747 vermeldt dat de eigenares van de behuysde en bewalde hofstede met de velden en akkers daarrond mevrauwe de douarière van de heere Grave van welden was. Het was dus de straat lopende naar de eigendom van de graaf of de straat van/naar de graaf (des graven).
Sint-Amandusstraat (Centrum)
Heette tot eind jaren 1950 Peerde(n)weg of Paardeweg. “Peerd of paard” kan verwijzen naar het hoefdier of naar een snijbank om stro of tabak te snijden. Het eerste is een beetje te vanzelfsprekend: vroeger gebeurde bijna alles te paard. Waarom dan uitgerekend die straat Peerdenweg noemen?
Een tweede verklaring lijkt waarschijnlijker. Wellicht woonden daar ambachtslui die zulke snijbanken vervaardigden of was de straat gekend voor het snijden van bv. tabak en was daar een tabakshandel?
De naam veranderde in Sint-Amandusstraat verwijzende naar de voormalige herberg “Sint-Amandus” op de rechterhoek van de Hoogstraat en Sint-Amandusstraat, waar vanaf ca. 1901 het pelzenhuis van de familie Dhaene onder dezelfde naam gevestigd was.
In 1984 werd het huis heropend als café “Brouwershof”.
Sint-Amandus verwijst ook naar de tweede patroonheilige van de Sint-Columbakerk.
De “Atlas der Buurtwegen” van 1846 beschrijft de weg als de chemin du Grooten heirweg au Pikkelstraet: 4,0 m breed en 550 m lang. Het was een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit.
Sint-Elooistraat (Statiewijk)
Bij besluit van het schepencollege van 7 februari 1941 kreeg deze weg een naam. Op de kaart van het landboek van 1747 is deze straat een smal weggetje, dat vertrekkende van de Veemeersstraat overgaat op een voetpad richting de Stationsstraat. Bemerk dat de spoorweg pas van 1868 dateert! Men zou het in de volksmond “Paterstraat” genoemd hebben. Dat kon, want het wegeltje sloot aan op de Kleine Brandstraat, die oorspronkelijk Pater Straet heette.
De Sint-Elooistraat was een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit en de sentier de l’ audenardschen aerdeweg au Veemersch straet: 3,3 m breed en 746 m lang.
In Deerlijk zou de Sint-Elooisgilde al bestaan sinds 1657. Bestond de Gilde toen uit smeden en boeren, al vlug groeide ze uit voor allen die “een hamer hanteerden”. De kerkrekening van 1657 vermeldt: … betaelt an den capelaen ende costere voor het celebreeren van sinte loysmisse …
Tot 1840 vinden we niets terug over het eventuele bestaan van die gilde tot ze in dat jaar nieuw leven ingeblazen werd. Ieder jaar werd er een deken gekozen en die persoon hechtte een medaille vast aan de ketting. De oudste medaille dateert van 1841. Het ritueel van de medailles liep tot 1889. Het is pas na WO II dat de traditie van de medailles weer opstartte.
Wilde men deze gilde eer aandoen? Wilde men de patroonheilige van boeren en smeden (metaalbewerkers) loven? Was men helderziende, toen de straat de naam Sint-Elooistraat kreeg? In 1950 vestigde zich hier immers de firma Casier, een verwerkingsbedrijf van oude metalen.
Of tot slot: wilde men den IJzeren Weg (spoorweg) zegenen door een “metaalheilige” in de vlakke nabijheid te hebben, kwestie van ongevallen te voorkomen?
Eligius van Noyon (°Chaptelat bij Limoges ca. 590 – Noyon ca. 660) had in zijn geboortedorp in het koninklijke muntatelier gewerkt als leerjongen. Later kreeg hij als goudsmid opdrachten van de Merovingische koning Chlotarius II, die hem tot bestuurder van de munt in Marseille benoemde.
Onder Dagobert I werd hij koninklijke raadsheer en muntmeester. Bij de dood van Dagobert in 639 verliet hij het hof om zich tot priester te laten wijden. Vanaf 641 was hij bisschop van Noyon.
Hij wordt meestal afgebeeld als hoefsmid met hamer, aambeeld en hoefijzer of als bisschop met hamer met daarop een kroontje.
Zijn beroep als muntslager was genoeg om hem tot beschermheilige te maken voor allen die iets met metaal te maken hebben: boeren (hoefijzers, ploegen, enz.), goudsmeden, metaalbewerkers, enz. Hij wordt aanbeden als geneesheilige van veeziekten maar wordt ook vereerd tegen “nagelgaten”, een verzwering aan de vingers. Zijn feestdag is op 1 december.
Vermelden we een van de legendes van Sint-Elooi en daarmee is zijn band met de boeren eveneens bewezen: Bij onwillige paarden sneed hij de voet [geen poot: een paard is een edel dier] af en voorzag daarna de afgesneden hoef van een nieuw hoefijzer. Eenmaal dat gedaan zette hij de beslegen voet weer aan het paard zonder dat er één druppel bloed vloeide! Nu moeten de hoefsmeden zich krom buigen om aan de voet van het paard te geraken, hij legde de voet op het aambeeld!
Sint-Jozefsweg (Statiewijk)
Was vroeger gewoon de toegangsweg tot de voormalige basisschool op de Statiewijk.
De weg kreeg een naam, toen er achter de school een kerk werd gebouwd, toegewijd aan de Heilige Jozef of Sint-Jozef. We spreken van eind jaren 1950. Voordien was het een onderdeel van de Stationsstraat.
Sint-Pietersabdijstraat (Centrum-Molenhoek)
Een van de vijf straten in de verkaveling Beekstraat-Weverijstraat goedgekeurd in 2008.
Deze vijf zijn: Sint-Pietersabdijstraat, Munkenhofstraat, Broelstraat, Boelarestraat en Wonsheimstraat. Alle straten samen vormen de verkaveling “De Heerlijkheid”. De vijf straten tonen immers zeer duidelijk aan hoe het feodaal stelsel er in de middeleeuwen uitzag en functioneerde.
Ten oosten van de verkaveling, tussen de Weverijstraat en de Desselgemstraat, lagen gronden die eigendom waren van het Munckenhof (Monnikenhof, Monnikenhoeve) in Desselgem langs de rechter Leieoever, op een paar boogscheuten afstand van de kerk en vlak tegenover het kasteel van Ooigem aan de linker Leieoever.
De site dateert van de 5-6de eeuw. De hoeve werd reeds vóór 964 door graaf Arnulf de Grote geschonken aan de Gentse Sint-Pietersabdij. Ze bleef in het bezit van de abdij tot aan de Franse Revolutie in 1789.
Munckenhof verwijst dus naar de monniken van de Gentse Sint-Pietersabdij die er gedurende acht eeuwen bleven wonen. Na de Fr anse Revolutie bleef de boerderij in handen van de abdij onder de naam van Gewezene heeren van St Pieters.
In de jaren 1850 liet de Gentse kanunnik Prosper Morel er nog een pakhuis (magazijn) optrekken. In 1865 verkocht Morel uiteindelijk la terre des Moines aan een Gentse notaris en zo kwam er een einde aan 900 jaar “goddelijke” grond.
Het Munckenhof was op zijn beurt een van de vele fonciers (gedeelte van de heerlijkheid dat de heer zelf in volle eigendom bezat) van de Gentse Sint-Pietersheerlijkheid of Sint-Pietersabdij. De Deerlijkse gronden op hun beurt behoorden toe aan het Goed te Bruyele, een hofstede gelegen ten oosten van de Desselgemstraat, in vroegere tijden Bruyelstraete genaamd.
Samengevat kan je stellen dat de gronden ten oosten van de verkaveling eigendom waren van het Goed te Bruyele, dat op zijn beurt behoorde tot het Desselgemse Munckenhof, dat rechtstreeks afhing van de Gentse Sint-Pietersabdij.
Er werd voor de straatnamen geopteerd het hedendaags Nederlands te gebruiken, vandaar: Broelstraat, Munkenhofstraat en Sint-Pietersabdijstraat.
Sint-Rochusstraat (Centrum)
In 1941 kreeg dit gedeelte van de Schoolstraat een aparte naam, verwijzende naar de in 1954 verdwenen Sint-Rochuskapel op de hoek van de Sint-Rochusstraat en de Hazewindstraat. Volgens heemkundige Leon Defraeye stond daar echter ca. 1732 een Sint-Annakapel.
In 1846 heette het stuk van de Sint-Rochusstraat tussen het kruispunt met de Hazewindstraat en het kruispunt met de Hoogstraat-Waregemstraat Ommegangstraet. Om een ommegang (processie) rond de kerk te doen, was men verplicht het Pontstraetjen (Comm. Edm. Ameyestraat) en de Ommegangstraet te gebruiken. De Nieuwstraat, zoals de naam doet vermoeden, bestond niet en rond de kerk lopen kon ook niet wegens het kerkhof.
In een renteboek van de Heerlijkheid Diependaele wordt dit stuk ook “t’ Kolf straetken” genoemd: … west t’ kolf straetken loopende uijten grootten heirwegh naer den cleenen heirwegh …
Volgens De Bo is een kolfke(n) een kort tabakspijpje. Als je de huidige Sint-Rochusstraat visueel in gedachten hebt, dan vormt ze een pijp. Het lange stuk (Schoolstraat tot Hazewindstraat) is de steel van de pijp, het korte stuk (Hazewindstraat tot Waregemstraat) is de tabakshouder of vuurhaard.
In Deerlijk bestaat er ook sinds 1866 een Sint-Rochusgilde. Die werd opgericht, omdat in dat jaar de pest (in feite was het cholera) fel woedde.
Bij de afsplitsing van de straten (Vichtestraat-Ommegangstraet) was het logisch deze straat Sint-Rochusstraat te noemen, verwijzende naar de kapel.
In 1954 werd de negendaagse viering voor de laatste maal gehouden en werd de kapel afgebroken.
In 1867 werd er tevens een kapel ter ere van Sint-Rochus opgetrokken langs de Vichtesteenweg. Komende van Deerlijk richting Belgiek stond ze tussen de krieren van de boerderij “Hof de Wiemelhaege”, in de volksmond “Gezellens hof” (Vichtesteenweg 65) en de in 1968 verdwenen boerderij van Josué Bossuyt – Dujardin. De kapel stond iets dichter bij de hoeve Bossuyt.
In 1968 verdween die kapel met de aanleg van de E3 (nu E17). De Heilige Rochus verhuisde naar een moderne
nieuwbouw even verderop langs een zijweg van de Vichtesteenweg.
Na jarenlang in de zomer geroosterd te zijn (de kapel was een glazen serre) werd ze in 2008 afgebroken en belandde Rochus in het archief van de Heemkring. Daar kreeg hij een grondige opknapbeurt. Ook de steen van het oorspronkelijke kapelletje met daarin het jaartal 1867 gebeiteld, verhuisde mee.
Sint-Rochus (Montpellier ca. 1295 – geboortestreek 16.08.1327) had rijke ouders. Eenmaal die overleden waren, gaf hij al zijn bezittingen weg aan de armen en werd hij in 1317 een bedelende pelgrim. Onderweg naar Rome genas hij mensen die aan de pest leden. Tijdens de reis werd hij zelf door de pest getroffen maar niemand keek naar hem om. Omwille van al zijn inzet voor de pestlijders zond God een engel die hem genas. Ondertussen bracht een hond hem elke dag brood, zodat hij niet van de honger omkwam.
Hij wordt afgebeeld in pelgrimskledij met sint-jakobsschelpen op de hoed en mantel. Die schelpen verwijzen naar de Heilige Jacobus van Santiago de Compostela. Vaak heeft hij een pelgrimsstaf in de hand met daaraan een kalebas. Eén been is ontbloot en hij wijst naar de wonde of een pestbuil op zijn dij. Naast hem zit zijn hond met een stuk brood in de muil. Soms is er ook een engeltje afgebeeld dat een bord vasthoudt met daarop de spreuk Eris in peste patronus.
Zijn feestdag is op 16 augustus. Hij is de patroonheilige tegen de pest maar ook tegen zweren, puisten,
schurft, griep, enz.
Sint-Rochusweg (Centrum)
Deze nu voor auto’s doodlopende rijweg ligt tussen de Sint-Rochusstraat en de Vichtesteenweg.
De korte doorsteek kwam er omstreeks 1854 bij de aanleg van de nieuwe Kalsijde naer Vichte, de huidige Vichtesteenweg. In 1955 kreeg deze doorsteek de naam Sint-Rochusweg.
Sneppe (Centrum)
Deze nieuwe verkaveling van 2011 is een zijstraat van de Paanderstraat tussen de Guido Gezellelaan en de Pikkelstraat.
De naam “Sneppe” verwijst naar het voormalige café “In de Snep” in de Paanderstraat 131. Deze herberg bestond al in 1858 en hield stand tot 1971. Een “sneppe” verwijst naar een loopvogel, vermoedelijk een bossnip.
Herberg “In de Snep”, in de volksmond “De Sneppe”, stond bekend voor zijn bollespel dat vóór de deur lag en voor zijn jaarlijkse hondenkoers. De herberg werd in 1982 afgebroken en vervangen door een nieuwbouw.
Tapuitstraat (Statiewijk)
Deze straat heette in de middeleeuwen de Middel(e)straete. Geografisch gezien ligt deze straat in den middel of in het midden van het grondgebied Deerlijk.
Ze was de oorspronkelijke verbinding tussen de Marquettestraat en de Pontstraat. Ze begon aan de Marquettestraat net voor de Vierschaere van de heerlijkheid Swynvoorde en liep tot aan de herberg “Lisbonna”. De Tapuitstraat werd daarom soms ook de Vierschaer Straet genoemd. Deze Vierschaar was gelegen in het midden van het kruispunt van de Gaversstraat en de Kleine Tapuitstraat, dus net voor de inrijpoort van de hoeve “Hof ter Vierschare”, Gaversstraat 78.
Het feit dat de Stationsstraat de Tapuitstraat dwarste, schiep verwarring voor wat betreft het deel tussen de Stationsstraat en de Marquettestraat. Daardoor werd dit gedeelte in 1959 omgedoopt tot Kleine Tapuitstraat.
Met de aanleg van de E3 in 1968 werd de Tapuitstraat nogmaals gesplitst. Er kwam een nieuw gedeelte richting Stationsstraat. Het oude deel tussen de E3 en de Stationsstraat sloot aan bij de Kleine Tapuitstraat (straat van het containerpark).
Met de aanleg van de Ringlaan N36 werd de Marquettestraat gesplitst en kreeg het gedeelte richting Kleine Tapuitstraat de naam Gaversstraat.
Waarom veranderde de Middel(e)straete in Tapuitstraat? Werd deze weg genoemd naar een vogel? Vermoedelijk niet, want er zijn meer echt inlandse vogels dan de tapuit.
In de Tapuitstraat lagen op nog geen honderd meter van elkaar drie herbergen. De eerste herberg was “In den Tapuit”, aan de overkant van de straat lag “Den Ouden Tapuit” met rechts daarvan “Den Nieuwen Tapuit”: drie cafés op een schorte groot met bijna dezelfde naam.
“Den Ouden Tapuit”, oorspronkelijk “Den Tapuit”, dateerde van vóór 1795.
Begin 1832 kwam er een tweede café, dat men doopte tot “Den Tapuit”. Daarom veranderde het eerste in “Den Ouden Tapuit”.
In 1901 kwam er een derde café bij en dat kreeg de naam “Den Nieuwen Tapuit”. Eigenaardig genoeg sloten ze alle drie ergens tussen 1940 en 1950.
De straat kreeg pas omstreeks 1846 de naam Tapuitstraat, vermoedelijk genoemd naar de twee kroegen met “Tapuit” in hun naam.
Als deze cafés niet genoemd werden naar het minder gekende vogeltje, wat betekent dan “tapuit”? Misschien letterlijk: Allez kom binnen, zet ui ne alven dag en tap er een uit. Of het betekent misschien: de tap is uit, het bier is op.
We zouden dit kunnen vergelijken met de vroegere herberg “Den Stropuyt” in de Vichtestraat in Otegem, tegen de grens met Deerlijk (Otegemstraat): kom ter in en stropt ui veste uit en zet ui ip ui gemak. Of zou het hier ook niet “Den stro(oien) puit” kunnen zijn?
Een derde mogelijkheid zou kunnen zijn dat men van “taphuis” tapuit heeft gemaakt. In oude documenten kunnen we soms met moeite de eind “s” of eind “t” lezen. Bv.: eene behuysde hofstede … by den taphuy(t)(s). Een taphuis is dan net zoals café, herberg of kroeg, een benaming voor een huis waar bier verkocht en geconsumeerd wordt.
Ter Donkt (Centrum)
De industriezone rechts van de Pontstraat, net vóór de brug over de E17 tussen de Ringweg en de E17, kreeg in 1989 de naam “Ter Donkt”.
Deze middeleeuwse hoeve Ter Don(c)kt was een achterleen van de belangrijke Deerlijkse heerlijkheid Assche, die zelf afhing van het kasteel en het leenhof van Kortrijk. Ter Donkt was 5 bunder groot of ongeveer 7 ha.
Het oude tracé van de Pontstraat tussen de Ringweg-Vichtesteenweg-E17 werd eind jaren 1990 eveneens een industriezone en kreeg in 1999 officieel ook de naam “Ter Donkt”. Het geheel, links en rechts van de brug, heet nu Ter Donkt.
Voor het onderscheid wordt soms “Ter Donkt I” (eerste zone) en “Ter Donkt II” (nieuwste zone) gebruikt.
Theo Nuyttenslaan (Centrum)
Verwijst naar de textielfirma Nuyttens nv. De firma werd opgericht in 1928 door Theo en Omer Nuyttens in de Harelbekestraat en was gespecialiseerd in fijne kwaliteitsartikelen. Door uitbreiding van de firma en wegens plaatsgebrek in de Harelbekestraat werd gezocht naar andere bouwgronden. Die vond men op de grens met Harelbeke. De gronden lagen langs de kriere of toegangsdreef van de hoeve “Goed te Gavere”.
Bij besluit van de gemeenteraad van 23 september 1961 kreeg de dreef een aparte naam, nl. Theo Nuyttenslaan.
Vroeger was het adres van de hoeve: Kortrijkse heerweg 241, nu Theo Nuyttenslaan 21.
Trompestraat (Sint-Lodewijk)
Genoemd naar de twee voormalige, heel oude herbergen op de huidige wijk De Trompe. Deze herbergen zijn ontstaan halverwege de jaren 1500. “De Groote Trompe” is nu het huis in de Trompestraat 50. “In de Cleene Trompe” stond schuin tegenover de “De Groote Trompe” achter het Trompekapelletje.
Omstreeks 1690 stopten alle herbergactiviteiten in “In de Cleene Trompe”. De andere herberg “De Groote Trompe” werd van dan af meestal gewoon “De Trompe” genoemd. Ze bleef bestaan als kroeg tot oktober 1916, toen de Duitsers vele herbergiers verplichtten hun herberg te sluiten.
In 1551 richtte keizer Karel V een postdienst op. Deze dienst kwam in beheer van het geslacht Thurn und Taxis. Ter identificatie gebruikte ze een logo: de posthoorn of “een trompe”.
Vanneste-Verweestraat (Sint-Lodewijk)
Nieuwe straat sedert 2014 op de voormalige site BST (Belgian Sewing Thread). De weg ligt tussen de Oude heerweg en de Oudenaardse Heerweg en het geheel vormt een bedrijvencomplex.
De weg is in feite de heropening van een gedeelte van de aloude sentier (kerkwegel, voetweg) nummer 47, die van de Kerkstraat tot aan de Oudenaardse heerweg liep tussen de velden door. De voetweg vanaf de Kerkstraat bestaat nog en is in het begin een garageweg; het laatste deel tot aan de Oude Heerweg is verdwenen door en voor de landbouw!
In 1846 werd de sentier beschreven als: … Veemeerschen au Pladijshoek, 1,5 m breed en 1.588 m lang. Het was een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit.
De straatnaam verwijst naar de vroegere textielfabriek van de familie Vanneste-Verwee. De overgebleven schoorsteen met het opschrift VNV (Van Neste Verwee) is nog de getuige van de eens zo belangrijke textielindustrie in Deerlijk.
In 1912 vestigde de Kortrijkzaan Joseph Vanneste-Verwee zich te Deerlijk, waar hij een fabriek oprichtte.
In 1923 is er al sprake van een weverij en een ververij. De onderneming legde zich vooral toe op de veredeling van textielwaren, zoals het bleken, het merceriseren, het verven en bedrukken en ten slotte het opmaken of appreteren van weefsels. De firma beschikte over een goed uitgerust labo. In de jaren 1950 kon het personeel gereduceerd worden tot 300 arbeiders door een bijzondere, moderne uitrusting.
Veemeersstraat (Statiewijk)
Verwijst naar de vettige weiden rondom de Slijpbeek en de “Beek zonder naam”. Deze beek ligt tussen de Oudenaardse heerweg (tegen de Pladijsstraat) en de Slijpbeek, waarin ze uitmondt. Vermoedelijk hebben weinig of geen Deerlijknaars weet van een “Beek zonder naam” in hun gemeente.
De straatnaam verwijst naar het Vlaamse woord “vei”. De grond op die plaats is zeer zompig, zeer vettig, zeer “veiig”. De “veiigheid” komt doordat het hele gebied jaarlijks meerdere malen overstroomd wordt door de Slijpbeek. De naam “Veimeersstraat” ware duidelijker geweest.
In 1846 was de Veemerschstraet een Chemin de Servitude privée pour quelques propriétaires y ayant droit. De weg was de chemin du Tapuytstraet au Veemerschen: 3,3 m breed en 1.010 m lang.
Vercruysse de Solartstraat (Centrum)
Was vroeger een deel van de Schragenstraat. Het gedeelte tussen de Braamakkerstraat en de Stationsstraat kreeg in 1941 deze naam.
Langs dit gedeelte lag de omwalde hoeve “Het Goed ter Plancken”. Deze hoeve kwam in 1885 in handen van de Kortrijkse brouwersfamilie Vercruysse. De hoeve werd in hetzelfde jaar verbouwd tot “château” in opdracht van Astère Vercruysse x Pauline Bracq.
In 1891 werd het landhuis of het “maison de plaisance” uitgebreid en kreeg het vermoedelijk het huidig uitzicht. Het “Gaverkasteel” was geboren.
Astère Vercruysse (Kortrijk 1834 – Gent 1921) en zijn familie woonden in Gent en kwamen tijdens de zomer per trein van Gent naar het station in Beveren-Leie om vandaar per koets naar Deerlijk te reizen.
Een dochter, Marie-Julie Vercruysse (°Gent 1875), was gehuwd met Emile Cambry de Baudimont uit Doornik. Het jonge koppel woonde op het kasteel Méaulne te Celles bij Doornik. Tijdens de restauratie van hun kasteel in Celles woonden Marie-Julie en Emile lange tijd op het kasteel in Deerlijk.
Vader Astère Vercruysse, die senator was, werd in 1898 door koning Leopold II tot baron benoemd. Op 25 maart 1912 kreeg hij zijn tweede naam “de Solart” van koning Albert I.
De naam “de Solart” is afkomstig van het Solartbos in Passendale, waar het kasteel “De Mandel” stond. De Mandel, een waterloop, ontspringt in dit bos. Adhemar Vercruysse, een zoon van Astère, had dit kasteel in 1904 geërfd van zijn neef Gerard Bossaert, een Ieperse textielhandelaar. Bossaert had er in de tweede helft van de 19de eeuw een kasteeltje laten bouwen. Op zijn naamkaartje stond: “Château de la Mandèle”. Het kasteeltje verdween voorgoed na WO I.
Bij dit “château” behoorde ook een hoeve. Deze kasteelhoeve werd na WO I wel heropgebouwd. Het vroegere park van het kasteel werd in weide en landbouwgrond omgezet. De hoeve kreeg de naam “Zolaerthoeve”. “Zole, sole” betekent sloot, beek. Het Solartbos is dus een bos waarin een beek ontspringt, hier de Mandel.
Verhammelaan (Sint-Lodewijk)
Edmond Verhamme (Deerlijk 1879 – Brugge 1964) was priester (later kanunnik), leerkracht en diocesaan hoofdinspecteur in het middelbaar en technisch onderwijs. Hij werd geboren op de ouderlijke hoeve “Pladijshof”, Oude Heerweg 24. Zijn ouders waren Theophiel en Leonie Vanneste. Op heden is de hoeve nog altijd bewoond door afstammelingen van de familie Vanneste, nl. Jan Vanneste en Monica Dutry.
Na een korte periode als lesgever aan het Sint-Lodewijkscollege in Brugge werd Edmond in 1905 overgeplaatst naar het Sint-Stanislascollege in Poperinge. Hij zou er lesgeven tot 1924.
Tijdens de grote vakantie van 1914 was hij thuis in Sint-Lodewijk. Door het snel oprukken van het Duitse leger kon Verhamme na de vakantie niet meer naar Poperinge. Pas op 15 mei 1919 kon hij opnieuw lesgeven in Poperinge.
Tussen 1914 en 1919 gaf hij les aan het Sint-Amandscollege in Kortrijk.
In september 1924 werd hij principaal van het Poperingse college tot oktober 1929, toen hij benoemd werd tot diocesaan inspecteur van het Bisdom Brugge. In 1930 werd hij hoofdinspecteur.
Edmond was heel Vlaamsgezind. Hij werkte mee met de “Vlaamsche Vrienden”, een Vlaamsgezinde culturele vereniging, actief in de Westhoek. Hij hield voordrachten over Guido Gezelle, het 11-julifeest, enz. Edmond was ook bij het Davidsfonds van Poperinge aan de slag. Hij richtte er in 1913 een Davidsfondsbibliotheek op, die de basis zou vormen voor de latere stadsbibliotheek.
In 1965 werd in Deerlijk een straat naar hem vernoemd: Verhammelaan. Spijtig genoeg liet men zijn voornaam achterwege, dit in tegenstelling tot de Camiel Vereeckelaan.
Ververijstraat (Centrum)
Kreeg deze naam van de verdwenen textielververij van de firma Ovelacq, die in 1851 werd gesticht door de Franse fabrikant André Ovelacq. Naast de weverij (Hoogstraat, nu het Sportcentrum) was er ook een veredelingsafdeling: de ververij.
Deze straat behoorde destijds samen met de Comm. Edm. Ameyestraat tot de Pontstraat. Vlak na WO II besliste het College van Burgemeester en Schepenen in zijn zittingen van 31 juli en 3 augustus 1945 het gedeelte der Pontstraat, gelegen tusschen de Hoogstraat en het kruispunt der Pontstraat met de René Declercqstraat en de Kapel ter Rustestraat, voortaan de naam te geven van: “Commandant Edmond Ameyestraat”.
Na een goede tien jaar werd de straat ingekort. Het gedeelte tussen de Harelbekestraat en het kruispunt met de René De Clercqstraat-Pontstraat-Kapel ter Rustestraat kreeg de naam “Ververijstraat” (besluit schepencollege van 17 september 1959).
Vichteknokstraat (Belgiek)
Een “knok” (in ’t Frans: carrefour) is een klein plein waar meestal drie straten samenkomen en waarrond meerdere huizen staan. Verlaten we de Belgiek via de Vichteknokstraat, dan komen we over de Kasselrijbeek in de Knokstraat in Vichte. Een 300 m verder bereiken we de “Knok”, een kleine wijk. In het midden van die “wijkstraat” lag tot enkele decennia geleden een driehoekig pleintje waar een achttal huizen stond. Voor de verkeersveiligheid is één zijde van de straat (driehoek) verdwenen en is voortuin van de huizen geworden.
Vergelijk de Knok ter Vichten met onze “Dries” die eveneens een driehoekig pleintje was, gevormd door de Kapel ter Rustestraat, de Ververijstraat en de Pontstraat. Het kon dus ook een “knok” geweest zijn. Maar een “dries” is iets anders. Het is een open plein waar gewoonlijk drie straten op uitkomen. Het werd gebruikt als gemeenschappelijke weide voor het vee en was meestal omringd met bomen. Nu is het een “klein winkelcentrum” geworden met een parfumeriezaak, een slagerij, een kaaswinkel en de school “De Driesprong”.
De Vichteknokstraat werd in de 17de eeuw ook de Swijnvoordestraete genoemd.
Vichtesteenweg (Centrum-Belgiek)
Kwam er omstreeks 1854 als onderdeel van de toekomstige N36 van Ronse naar Zarren, waar er aansluiting is met de N35. De nationale weg zorgde eveneens voor een erg vlotte en kaarsrechte ca. 4 km lange verbinding tussen Deerlijk en Vichte.
Met de aanleg van de E3 in 1968 kwamen er enkele bochten in, bij de bouw van de brug over de snelweg.
Vichtestraat (Centrum-Belgiek)
Een deel van de cleene heirweg. Zie Breestraat, Oude Vichtestraat en Vichtesteenweg.
Oorspronkelijk bestond het totale tracé van de weg uit: Schoolstraat – Sint-Rochusstraat – Hazewindstraat-Vichtestraat.
Vlasgaard (Statiewijk)
Op 27 februari 2003 keurde de gemeenteraad het advies tot straatnaamgeving van de heemkring goed. De nieuwe verkaveling ligt op de plaats van de voormalige vlasroterij van de gebroeders Vandoorne.
“De Vlasgaard” is een zangspel uit 1902 in drie bedrijven en vier taferelen van de Deerlijkse dichter-schrijver René De Clercq.
Aan de overkant van de straat stond de herberg “D’ Eecke”. De oudste vermelding dateert van 1439.
In 1831 werd Charles Declercq er geboren, de vader van René. Het café bleef bestaan tot 1911 en was dus bijna 500 jaar herberg. Het stond op de linkerhoek van de Stasegemstraat en de Stationsstraat (tuin van huis Stationsstraat 286).
Dat er hier al zo vroeg een herberg stond, is te danken aan het feit dat die plaats gelegen was langs den Grooten heerweg van Cortrycke naer Audenaerde. Het deel van de Deerlijkse Stasegemstraat heet in Stasegem de Oudenaardestraat, verwijzende naar die oude heerweg. Een café langs een drukke baan marcheerde altijd!
Vlasstraat (Centrum)
Nieuwe verbindingsstraat (besluit schepencollege van 28.01.1965) tussen de Kortrijkse heerweg en de De Cassinastraat.
De naam verwijst naar de ooit sterk bloeiende vlas- en textielnijverheid in onze gemeente. De straat is niet ver verwijderd van de Roterijstraat, eveneens een term uit de vlasnijverheid. Deze straat leidde trouwens naar de vlasroterij van de gebroeders Benoit.